Zelf veranderen met klimaatbeterschap

JAN VAN ARKEL

Dit is een artikel over hoe mensen zelf een fundamentele verandering in hun leven teweeg brengen. Hoe doen ze dat toch? Dat onderzocht de Amerikaanse psycholoog James Prochaska in de jaren negentig van de vorige eeuw. Hij schreef er het boek Changing for good (William Morrow, herdruk 2006) over. Op het boek staan drie auteursnamen: James O. Prochaska, John C. Norcross en Carlo C. Diclemente. Het hele boek is geschreven in de ik-vorm, waaruit blijkt dat Prochaska de hoofdauteur is. De mede-auteurs hielpen hem bij zijn onderzoek. Professor Prochaska was directeur van het Cancer Prevention Research Center aan de University of Rhode Island. Zijn bevindingen werden opgepikt door onder andere het National Cancer Institute in de VS en de National Health Service in het VK.

Prochaska gebruikt twee belangrijke begrippen: stadium en proces. Er zijn volgens hem zes stadia van verandering die je dus (als fasen) successievelijk door moet. En er zijn negen processen die al of niet in combinatie kunnen worden toegepast om die stadia door te komen. En die processen kun je dan weer toepassen met tal van technieken. Hoe de processen en stadia zich tot elkaar verhouden staat in figuur 1 in aflevering 12.

Omdat dit een lang artikel is, besluit ik deze eerste aflevering met een overzicht van de indeling ervan:

Ter inleiding: aflevering 2.

De negen processen van verandering in het kort en de technieken: aflevering 3-6

De zes stadia van verandering in het kort: aflevering 7-11

Orde scheppen, mythes en klimaatverandering: aflevering 12-14

Dan is het de beurt aan de toepassing van de combinatie van processen en stadia op zelf veranderen in het algemeen en alvast een beetje in verband met klimaatverandering.

Het stadium van vóor het overwegen: aflevering 15-18

Het stadium van overwegen: aflevering 19-23

Het stadium van voorbereiding: aflevering 24-25

Tussendoor gaan de afleveringen 26 en 27 over de principes van vooruitgang.

Het stadium van actie: aflevering 28-31

Het stadium van instandhouden en slot: aflevering 32-35.

Dit artikel eindigt met klimaatbeleving en de case-study van Jan: aflevering 37-43. Dat dit een man is komt doordat ik daar beter over kan schrijven. Ik ben er nu eenmaal zelf ook een.

Tot slot nog een paar opmerkingen over mijn werkwijze. Allereerst: dit artikel heeft slechts één bron, het boek Changing for good. Er zijn talloze zelfhulpboeken, maar ik heb die brei met rust gelaten. Ik ben ten slotte geen psycholoog. U zult vanzelf zien waarom dat bij dit boek niet hindert: de inhoud berust op de gegevens van de veranderaars zelf, niet op psychologische theorieën. En die inhoud is universeel geldig voor alle zelfverandering. Ik ben wel tamelijk vrij omgegaan met de oorspronkelijke inhoud, omdat ik die heb proberen om te zetten naar ‘afkicken van verkeerd klimaatgedrag’. Daarbij schrijf ik nooit iets wat tegen het boek ingaat. Het laatste blok (36-43) is geheel aan mijn eigen fantasie ontsproten.

In het kader van ‘Weten-doen-hopen’ is dit het eerste artikel op 4eco dat helemaal bij ‘wat kunnen we doen?’ hoort. Omdat het beoogt iets aan de klimaatontwrichting te doen, start het ook geheel uit hoop (niet als dwang, zoals in een reactie op een hongersnood bijvoorbeeld). Die fundamentele kijk uit aflevering 30 van het vijfde artikel van de ‘Kroniek van een aangekondigde zelfmoord’ is natuurlijk wat we hier in dit artikel zelf gaan veranderen.

Het zelf uit de titel slaat er dus op dat je het zelf moet doen én dat je daarbij je ‘zelf’, je eigen ik, verandert. En dan nu over naar het eigenlijke artikel.

Heel veel mensen hebben kans gezien om zelf, op eigen houtje, te stoppen met roken, drinken of om af te vallen. Dat zijn veel meer mensen dan wie het onder begeleiding van artsen, hulpverleners en coaches gelukt is. En als er in het laatste geval al werkelijk hulp werd verleend, bleek dat slechts een steuntje in de rug, of het aangeven van de juiste richting. Veranderen is een prestatie die je zelf levert.

Hoe doen mensen dat eigenlijk? Dat onderzocht de Amerikaanse psycholoog James Prochaska in de jaren negentig van de vorige eeuw. Hij ontdekte een onderliggende structuur in de manier waarop mensen zichzelf, dus zonder deskundige begeleiding, veranderen. Er bestaat dus een ‘model’ waar iedereen wat aan heeft. Daarvan ga ik in dit artikel een samenvatting geven. Maar voordat ik daarmee begin, stel ik de vraag: waarom op deze website zo nodig schrijven over hoe je van zoiets als je rookverslaving af kan komen? Ik doe dat, omdat ik denk dat die kennis ook geldt voor de velen die hun manier van leven zullen willen gaan veranderen om de klimaatverandering te voorkomen of te trotseren. Of die eenvoudiger willen leven met meer voldoening dan nu. Of om nog een andere sociale reden. Degenen die op dit moment met dit soort gedachten rondlopen, zijn volgens mij een voorhoede van nog veel meer mensen die over een tijdje hun leven zullen willen veranderen. Voor hen kan dit artikel een grote steun zijn.

In het vijfde artikel van de serie ‘Kroniek van een aangekondigde zelfmoord’ gaat een gedeelte over ‘Deep adaptation’. Deze diepe aanpassing is enerzijds gebaseerd op de stelling dat de klimaatcrisis over tien jaar al een feit zal zijn. Maar ook staat daar een opsomming van allerlei soorten reacties die mensen nu al vertonen (aflevering 23 en 24).* Het idee is dat mensen dit terrein gaan verkennen door middel van klimaatgesprekken, wat mij in het verband van dit artikel doet denken aan AA-praatgroepen, waar alcoholisten die van hun verslaving af willen, elkaar moreel steunen.

Ik zie meteen wel een probleem. De hier besproken ‘zelf-veranderen-benadering’ betreft ‘enkelvoudige’ kwesties: alcoholisme, rookverslaving, obesitas. Terwijl ik dus hoop dat de benadering ook kan helpen om van onze ‘ingewikkelde’ moderne leefwijze af te komen. Ook al kun je bij roken allerlei sociale aspecten aandragen, het is een overzichtelijk vraagstuk. Het is ja of nee, roken of niet roken. Maar wat is het bij ‘klimaatvriendelijk leven’, bij een filosofie van de eenvoud, of bij een animistische natuurbeleving? Hoe richt je je leven dan in?

Je kunt, denk ik, drie groepen onderscheiden met elk hun eigen ‘therapie’. Dat zijn allereerst de mensen die nu nog niet goed beseffen wat het klimaatprobleem inhoudt, hoe het hun leven op zijn kop gaat zetten – dat wil zeggen: de meesten van ons. Hier is het doel het onder ogen zien van de klimaatcrisis, eraan wennen dat hij bestaat, leren wat hij betekent. Wie dit bedenkt, stapt het eerste stadium binnen, dat van vóór het overwegen.

De tweede groep betreft degenen die zich al bekennen tot ‘Deep adaptation’. Zij zijn reeds door het stadium van de eerste groep heen. Zij zijn misschien al aanbeland in het stadium van voorbereiding of dat van actie.

En je hebt ten derde, ook nog de ‘criminelen’ die van de crisis profiteren en die op het ‘rechte pad’ gebracht moeten worden. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de accountants en belastingdeskundigen die met hun expertise de ultrarijken helpen het milieu verder te verstoren.* Dit zijn natuurlijk keurige burgers die zich misschien van geen kwaad bewust zijn.* Er zijn trouwens nog veel meer beroepen waarvoor geen toekomst is. Dit gaat sowieso een catharsis worden, iets waar we doorheen moeten. Dat kunnen we dan beter juist niet individueel doen, maar, zoals hierna zal blijken, we moeten het allemaal toch altijd zélf doen.*

We zijn in ons veranderingsproces zelf de sleutel en kunnen hooguit van buiten gesteund worden.

Ik wil de kwesties uit de inleiding laten rusten om eerst verslag te doen van het werk van Prochaska. Verandering, zo blijkt, komt niet plotseling. Er wordt geen magisch punt gepasseerd. Er is geen cursus of therapie waarna je van je drankprobleem, of van wat voor probleem dan ook, af bent.* Je moet het zelf doen en je moet vaste processen en stadia door. (De processen worden in aflevering 3-6 behandeld, de stadia in aflevering 7-11.) Het is dus zaak te leren waar je zit en de daarbij passende dingen te doen. Er is sprake van negen processen. In deze aflevering de eerste drie:

  1. Bewustwording

Zorgen dat je je ergens van bewust wordt, is het wijdst verbreide veranderingsproces dat er is. Freud zei al dat het oogmerk van de psycho-analyse was om ‘het onbewuste bewust te maken’. Vandaag de dag beginnen bijna alle therapieën ermee je te informeren. Dat moet de kans vergroten dat je intelligente besluiten gaat nemen over je probleem. Bewustmaking beperkt zich echter niet tot het blootleggen van verborgen gedachten of gevoelens. Elke aanvulling op je zelfkennis of je kennis van de aard van je probleem, verhoogt je bewustzijn.

Stel, je probeert af te vallen, maar je weet niet dat je lichaam zich snel aan je dieet kan aanpassen door de verbranding te verlagen – en je valt dus niet of nauwelijks af, terwijl je wel veel minder eet. Dan zal je niet snappen waarom je dieet niet onmiddellijk helpt. Maar als je weet dat dit zo werkt, helpt dat om een betere aanpak te kiezen.

  1. Sociale bevrijding

Alles wat je omgeving je kan bieden om je te helpen bij je pogingen te veranderen, valt onder sociale bevrijding. Voor wie van het roken probeerde af te komen, hielp een rookverbod in openbare ruimtes en cafés. Dat restaurants vegetarische maaltijden op het menu zetten, is een ander voorbeeld. Omdat sociale bevrijding niet vanuit je zelf komt, ervaar je het verschillend al naar gelang het stadium van verandering waarin je zit (verderop dus meer over de stadia). Sommigen probeerden een rookverbod in cafés te voorkomen, anderen zetten zich er juist voor in. Eenieder kan zich natuurlijk hard maken voor aanpassingen in de leefomgeving zodat het voor anderen gemakkelijker wordt om te veranderen. Sociale bevrijding kan ook het zelfvertrouwen van veranderaars steunen. Ze gaan in zichzelf en hun vermogen te veranderen geloven.

  1. Emotioneel wakker schudden

Tal van therapieën proberen je op te schudden, zodat je je bewust wordt van je eigen weerstand tegen verandering. Emotioneel wakker schudden overlapt met bewustwording, maar het werkt op een dieper gevoelsniveau, en het is even belangrijk in de eerste stadia van verandering. Als ‘dramatische ontlading’, of ‘catharsis’, is dit een betekenisvolle, vaak plotseling optredende, emotionele ervaring omtrent het probleem dat speelt. Het is een extreem krachtig proces.

Soms volgt het op een tragedie die iemand meemaakt. Wie bijvoorbeeld meemaakt dat een dronken familielid iemand heeft aangereden, kan daardoor besluiten om zelf te stoppen met drinken. Het is natuurlijk beter dat een doelbewuste therapeutische aanpak je wakker schudt dan zo’n ongeluk van een naaste. Psychodrama is zo’n techniek. Het probeert gebeurtenissen of verhoudingen in een dramatisch licht te stellen. Het doel van al zulke technieken is het bewustzijn te verhogen, diepere gevoelens op te wekken en mensen tot actie aan te zetten.

De meeste zelf-veranderaars zijn op eigen houtje steeds opnieuw het wiel aan het uitvinden.

We gaan verder met de processen van verandering.

4. Eens goed in de spiegel kijken

Dit proces vergt dat je je probleem nog eens goed en met gevoel onder ogen ziet. Dat je bedenkt wat voor iemand je zou kunnen worden als je het probleem overwint. Eens goed in de spiegel kijken laat je zien wanneer en hoe jouw probleem je persoonlijke waarden in de weg zit. Met als gevolg dat je niet alleen dénkt dat je leven flink zou verbeteren zonder je probleem, maar dat je dat echt zo voelt. Hoe zie je jezelf als een gokverslaafde, alcoholist, of iemand die veel te weinig beweegt? Hoe als iemand die teert op de toekomst van zijn of haar kinderen? Hoe denk je dat je wordt als je je gedrag verandert? Wat moet je ervoor opbrengen om die verandering te krijgen – aan tijd, energie, plezier, stress of imago? Wat zijn, alles bij elkaar, de voor- en nadelen van een poging je probleem te overwinnen? Dit zijn de vragen van gevoel en ratio die mensen zichzelf stellen als ze eens goed in de spiegel kijken.

5. Jezelf verplichten

Als je eenmaal besluit te veranderen, accepteer je daarvoor de verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid is de last van de verplichting die je jezelf oplegt. Soms wordt het ‘zelf-bevrijding’ genoemd. Het is de erkenning dat jij de enige bent die in staat is te reageren, voor jezelf te spreken en te handelen.* De eerste stap bij een verplichting is privé. Je vertelt jezelf dat je gaat veranderen. De tweede stap is ermee naar buiten komen. Je vertelt anderen dat je een stevig besluit hebt genomen om te veranderen. Het komt erop neer dat je jezelf op die manier onder druk zet om je aan je programma te houden, omdat, als het veranderen niet lukt, je je zult schamen of schuldig voelen tegenover degenen aan wie je je besluit verteld hebt. Je wilt misschien je besluit voor je houden, zodat anderen het niet merken als het mislukt. Al is dit minder gênant, het verzwakt ook je wilskracht; door ermee naar buiten te komen sta je sterker dan zonder dat te doen.

6. Tegengaan

In het Engels gebruikt men de term ‘countering’ voor het inwisselen van ongezonde reacties voor gezonde. In het Nederlands maak ik er ‘tegengaan’ van. Al ons gedrag is voorwaardelijk: we zijn in sommige omstandigheden meer geneigd ons te overeten dan in andere; om meer te roken dan in andere, om meer te shoppen dan in andere. Die omstandigheden kunnen we verbeteren. Zo is er steeds wel een gezonde activiteit beschikbaar als techniek om te ‘counteren’. Een drugsverslaafde kan gaan joggen als hij of zij de neiging voelt opkomen om high te worden. Iemand die gauw dik wordt kan beter het gezelschap van anderen zoeken dan thuis op de bank gaan hangen. De kunst is om de activiteit te bepalen die bij jouw gedrag past.

En nu de laatste drie veranderingsprocessen.

7. Controle over de omstandigheden verkrijgen

Net als bij tegengaan is het verkrijgen van controle over de omstandigheden actiegericht. Alleen richt je je hierbij niet op je innerlijk maar op de omgeving. Die probeer je aan te passen zodat je de oorzaak van de problemen, de trigger ervan, vermindert. (Technisch gesproken past tegengaan – proces 6 – de reacties van een individu op bepaalde stimuli aan, terwijl controle over de omstandigheden de stimuli beheersbaar maakt.) We kunnen hier denken aan: alcohol of sigaretten het huis uit doen, of een bordje NIET ROKEN op de deur van de koelkast hangen.

8. Beloningen

Straffen en belonen zijn twee kanten van de dezelfde medaille. Je kunt verkeerd gedrag bestraffen of goed gedrag belonen. Straffen zou dan een therapeut moeten doen, wat een kwalijke kant voor de onderlinge verhouding meebrengt. Het onderdrukt het problematisch gedrag wel (voor een tijdje), maar brengt geen verandering teweeg die beklijft. Straf werkt trouwens zelden bij mensen die zichzelf met succes weten te veranderen.

Beloningen daarentegen, zijn wel vaak met succes toegepast om gedragsverandering te bewerkstelligen. Jezelf een schouderklopje geven is er een simpel voorbeeld van. Een cadeautje kan ook. Je stelt jezelf een bepaald doel en als je dat bereikt, beloon je jezelf met iets leuks dat je koopt (met het geld dat je hebt uitgespaard) of met iets immaterieels. Je kunt er ook anderen bijhalen. Je familie kan je bedelven onder complimentjes als je een bepaald aantal kilo’s bent afgevallen; of je wint een weddenschap met een vriend als het je lukt te stoppen met roken. Als je heel erg calvinistisch bent, ben je misschien niet zo voor het belonen van het opgeven van slecht gedrag. Je vindt dan dat je zulk gedrag toch al niet zou moeten hebben. Zo’n houding is jammer, want je ontzegt je een aansporing om het goede pad op te gaan.

9. Helpende relaties

De term ‘jezelf veranderen’ slaat natuurlijk op jouw eigen pogingen om je gedrag te veranderen, zonder professionele begeleiding. Waar het niet op slaat is dat je zorg, steun of andere vormen van hulp weigert. Het ‘zelf doen’ is niet hetzelfde als het ‘alleen doen’. In de hele cyclus van verandering kun je anderen inschakelen om je te helpen. Ook al kunnen we niet precies bepalen hoe onze vrienden en familie zich tegenover ons gedragen, we kunnen hen zeker om steun vragen. Dat is wat Prochaska bedoelt met het ‘inschakelen’ of ‘ontlokken’ van helpende relaties.

Helpende relaties zijn voor veranderaars van levensbelang. Tot wie je je ook richt, de helpende relatie biedt steun, zorg, begrip en acceptatie. Helaas zijn veel mensen niet heel goed in het bieden van zelfs de eenvoudigste hulp, zoals luisteren en reflecteren. Helpen is niet altijd gemakkelijk. Velen van ons hebben er moeite mee als onze geliefde naasten in de emotionele stress zitten. Maar omdat helpende relaties van zulk groot belang zijn voor zelfveranderaars, zullen we er verderop nog flink wat aandacht aan besteden.

Hiermee is het overzicht van processen compleet. We moeten ze niet verwarren met technieken.

De hiervoor behandelde negen processen van verandering moeten we niet verwarren met technieken van verandering. Ieder proces omvat een brede strategie die tal van technieken kan benutten. Er bestaan tientallen, zelfs honderden technieken die geschikt zijn voor ieder proces. Zo telde Prochaska bij een groep zelfveranderaars die van het roken probeerden af te komen, het gebruik van meer dan 130 verschillende technieken.

De volgende anekdote maakt het verschil misschien duidelijk. Een groep bediscussieerde manieren om de neiging om teveel te eten te onderdrukken. Een oudere dame zei dat wanneer ze serieus piano ging spelen, ze de verleiding vergat. Een jonge man meldde dat hij ging rennen om zijn drang te onderdrukken. Daarop stond een vrouw van middelbare leeftijd op, die uitriep ‘En wat moet ìk dan doen? Ik kan geen piano spelen en ook niet joggen.’ Zij verwarde de twee technieken – piano spelen en joggen – met het erbij horende proces ‘tegengaan’. Nou is ‘tegengaan’ zo’n beetje het breedste veranderingsproces en daardoor hoort er een eindeloze rij van technieken bij: relaxen, studeren, tuinieren, wandelen, werken, zwemmen, enzovoort.

Het aantal veranderingsprocessen is daarentegen heel beperkt. Er zijn er misschien nog een paar, maar de negen die hier zijn besproken, zijn de meest voorkomende en krachtigste manieren om verandering aan te pakken die zowel door zelfveranderaars als therapeuten gebruikt worden. Om je als zelfveranderaar de beste kansen te geven is het goed als er per veranderingsproces meerdere technieken klaar staan die bij jou passen. Uit onderzoek blijkt dat mensen graag wat te kiezen hebben. In feite is het: hoe meer keuze in technieken, hoe groter de kans dat het veranderen lukt. Je motivatie om te veranderen wordt er groter van, je betrokkenheid ook, en je wordt beter in staat om jezelf van jouw probleem af te helpen.

Alle processen zijn terug te voeren op de heel verschillende systemen van de psychotherapie. Een zwakte van veel therapieën is dat ze berusten op de toepassing van slechts twee of drie technieken per proces en de cliënten geen adequate alternatieven bieden. Terwijl zoveel meer methoden op ieder veranderingsproces effectief blijken te kunnen worden toegepast en individuen die het gevoel hebben dat ze zelf, autonoom, hun leven veranderen dan veel meer kans op succes hebben, dan wanneer hen een beperkte keuze wordt aangeboden.

Zodra Prochaska dit voor zichzelf op een rijtje had, wilde hij weten hoe dat speelde in de inspanningen van de zelfveranderaars zonder professionele hulp. Deden zij dingen die helemaal los stonden van de processen die ontwikkeld waren door psychologen? Of gebruikten ze juist dezelfde processen?

Daarom ging hij op onderzoek uit en bepaalde tenslotte bij wel 30.000 mensen hoe hun veranderingsproces verliep. Het resultaat was verrassend.

Mijn onderzoek, schrijft Prochaska, richtte zich aanvankelijk op hóe mensen veranderen. Ik probeerde uit te vinden met welke hulpmiddelen ze hun beoogde verandering probeerden te bereiken. Maar tot mijn verwondering ontdekte ik dat succesvolle zelfveranderaars deze hulpmiddelen slechts op specifieke momenten gebruikten. Ze kozen al naar gelang de situatie steeds een ander, passend middel. En dat deden anderen ook op dezelfde specifieke momenten, steeds opnieuw, wat hun probleem ook was. Prochaska noemt deze momenten de ‘stadia van verandering’.

De veranderaars vinden vaak niet meteen de oplossing. Er komt uitzoekwerk aan te pas. En zo komen ze stap voor stap een stadium verder. Elke keer is er een voorspelbaar, duidelijk omschreven stadium dat gedurende een bepaalde tijd plaatsvindt en een serie taken vergt die uitgevoerd moeten worden, voordat de stap naar het volgende stadium gezet kan worden. Elk stadium hoeft niet onvermijdelijk naar het volgende leiden – je kunt ergens vast komen te zitten. Maar met het begrijpen van deze stadia en de processen die daarbinnen het meest bruikbaar zijn, kun je wel controle krijgen over de veranderingscyclus en er sneller en efficiënter doorheen gaan, met minder ellende. (Lees de laatste zin nog eens; hij is belangrijk.)

Er zijn zes, precies omschreven stadia van verandering:

  • Het stadium vóór het overwegen
  • Het stadium van het overwegen
  • Het stadium van de voorbereiding
  • Het stadium van de actie
  • Het stadium van het instandhouden
  • Het stadium van het afronden

Ook als dit artikel je door slechts één stadium weet te loodsen, zal dit je kans op het effectief aanpakken van je probleem al enorm verbeteren. Weten in welk stadium je zit is een sleutel tot succesvol veranderen. Steeds weer blijkt dat er mensen zijn die proberen verandering te bewerkstelligen waar ze nog niet aan toe zijn. Zij bezorgen zichzelf daarmee een mislukking. Maar net zo goed geldt dat je niet bezig moet blijven met een stadium dat je al overwonnen hebt – zoals inzien wat je probleem is. Dan krijg je misschien eeuwigdurend uitstelgedrag. Door het samenbrengen van je uitdagingen met het stadium waarin je zit, maak je je probleemoplossende inspanningen zo groot mogelijk.

Ook al begint bijna elke verandering met het stadium van vóór het overwegen, slechts de meest succesvolle veranderaar komt tot het stadium van het afronden. De meeste succesvolle zelfveranderaars volgen bij elk probleem dezelfde route. Als je verschillende problemen tegelijk hebt, kun je per probleem wel in verschillende stadia zitten. Maar steeds geldt: je kunt stadia niet overslaan.

We gaan nu over tot het kort beschrijven van de zes verschillende stadia. Daarna volgt een uitgebreide versie in combinatie met de negen processen.

De schrijver G.K. Chesterton had het misschien wel over de mensen in het stadium van vóór het overwegen toen hij schreef ‘Het is niet zozeer dat ze niet kunnen zien wat de oplossing is. Ze kunnen niet zien wat het probleem is.’ Mensen in dit stadium zijn gewoonlijk helemaal niet van plan om iets aan hun gedrag te doen. Ze kenmerken zich doordat ze ontkennen een probleem te hebben. Ook al ziet hun omgeving – familie, vrienden, buren, dokters of collega’s op het werk – het probleem maar al te goed, degene in het stadium van vóór het overwegen doet dat niet.

De meeste mensen in dit stadium willen zichzelf helemaal niet veranderen; dat willen de mensen om hen heen. Als ze al naar therapie gaan, doen ze dat onder druk van anderen – een partner die dreigt met scheiding, een baas die dreigt met ontslag, ouders die dreigen je te onterven, of rechters die dreigen met straf. Hun focus is dan ook van: hoe krijg ik het voor elkaar dat ze me niet meer lastig vallen? Zonder de druk van buiten vervallen ze snel weer in hun oude patroon.

Mensen in het stadium van vóór het overwegen weerstaan, kortom, verandering. Ze willen er niet over praten, sluiten zich af voor nieuwe informatie. Ze wentelen zich met genoegen in onwetendheid. Ze ontkennen het probleem of geven andere oorzaken er de schuld van: ‘hun genetische aanleg’; ‘ze zijn nu eenmaal verslaafd’; ‘het komt door de familie, de maatschappij of het ‘lot’’ – allemaal zaken waar zij niet over gaan.

Ze zijn ook vaak gedemoraliseerd. Ze willen niet over hun probleem nadenken, er niet over praten en er niet over lezen. Hun toestand is immers hopeloos. Er zit een zekere troost in het inzien dat gedemoraliseerd zijn een natuurlijk gevoel is dat hoort bij het stadium van vóór het overwegen – èn dat als je bedenkt dat, als je jezelf systematisch door de veranderingsstadia weet te krijgen, je jezelf kúnt veranderen. Veel professionele hulpverleners vertellen ons, zegt Prochaska, dat het helpen om de gevoelde demoralisatie tegen te gaan, een van de mooie kenmerken van ons programma is.

Het helpen van mensen die geen intentie hebben te veranderen blijft een paradox, waarbij de sleutel ligt in de benadering. Zelfs mensen in het stadium van vóór het overwegen schuiven op naar verandering als ze op de juiste momenten de juiste hulpmiddelen aangereikt krijgen.

Het zou best kunnen dat jij in het stadium van vóór het overwegen zit op tenminste één vorm van gedrag dat jou er onder houdt of je beschadigt.

‘Ik wou dat ik niet zo vast zat.’ Deze woorden zijn kenmerkend voor ‘overwegers’. In het stadium van overwegen erkennen mensen dat ze een probleem hebben en beginnen ze serieus na te denken over een oplossing. Overwegers worstelen ermee hun probleem te doorzien, de oorzaken te leren kennen, en hoe ze het zouden kunnen oplossen. Veel overwegers blíjven maar plannen maken over wat ze in het komende half jaar eraan gaan doen. Ze zijn echter vaak helemaal nog niet zo ver dat ze zich ergens toe willen verplichten.

Ze lijken op de voetganger die de weg vroeg en na uitleg de andere kant op liep. Op de opmerking ‘Hé, je loopt de verkeerde kant op’, kwam dan het antwoord: ‘Dat weet ik wel, maar ik ben er nog niet aan toe om de goede kant op te lopen’.

Zo gaat het vaak: je weet wat je wilt bereiken en kent zelfs de weg ernaartoe, maar je bent er nog niet klaar voor. Mensen kunnen heel lang in het stadium van overwegen blijven steken. Bij mensen die willen stoppen met roken kan het gerust twee jaar duren voor ze actie ondernemen.

Het is dus heel gewoon dat overwegers jarenlang tegen zichzelf blijven zeggen dat ze ooit aan verandering gaan beginnen. Angst voor mislukking kan ze bezig laten blijven om hun probleem nóg beter te leren begrijpen, of een nóg betere aanpak te vinden. Dit uitstelgedrag kan zelfs eeuwig doorgaan, zoals bij een 37-jarige gegevensanaliste bij een verzekeringsmaatschappij die erover dacht met roken te stoppen. In haar werk zag ze de gevolgen voor zware rokers, zoals zijzelf, voortdurend voorbij komen. Maar ze wist ook dat het de meerderheid van de rokers met de programma’s die ze volgden niet lukte om ervan af te komen. Ze blééf de nieuwste boeken en artikelen over dit onderwerp lezen, terwijl ze zichzelf voorhield dat ze zou beginnen zodra het perfecte programma was ontwikkeld. (Het kunnen trouwens ook behandelaars zijn die een cliënt niet verder helpen. Koppel een therapeut die van overwegen houdt aan een cliënt die dat ook doet, en de therapie kan eindeloos doorgaan.)

Mensen die almaar blijven denken in de plaats van actie ondernemen, noemen we chronische overwegers. Als overwegers de overgang naar het stadium van de voorbereiding maken, wordt hun denken door twee veranderingen gekenmerkt. Ten eerste beginnen ze zich op de oplossing te richten in plaats van op het probleem. En daarbij beginnen ze over de toekomst na te denken in plaats van over het verleden.

Het einde van het stadium van overwegen is vervuld van verwachting, activiteit, angst en opwinding.

De meeste mensen in het stadium van de voorbereiding zijn van plan ‘in de komende maand’ tot actie over te gaan. Ze treffen de laatste voorbereidingen om aan het veranderen van hun gedrag te beginnen. Een belangrijke stap hierbij is dit bekend te maken, bijvoorbeeld door te zeggen ‘Ik ga vanaf maandag afvallen’. Maar ook al hebben degenen in het stadium van de voorbereiding zich op deze manier verbonden aan actie, en kunnen ze er geheel klaar voor lijken, in werkelijkheid kunnen ze nog best in dubio zitten. Ze moeten zichzelf er nog steeds van overtuigen dat nú actie ondernemen echt het beste voor ze is.

Het is nodig en ter zake om op het laatst resoluut te zijn. Mensen in voorbereiding hebben waarschijnlijk al een aantal kleine stappen gezet, zoals wat minder sigaretten roken of hun ingenomen calorieën bijhouden. Het bewustzijn is hoog, de verwachting is voelbaar. Mensen die dit stadium inkorten en bijvoorbeeld op een goede morgen besluiten om in één klap met roken te stoppen, verlagen hun kans op uiteindelijk succes. Het is beter de tijd te nemen om zich goed voor te bereiden, een stevig en gedetailleerd actieplan op te stellen en je ervan te overtuigen dat je al hebt begrepen dat je nog door het stadium van actie en dat van in stand houden heen moet, om tenslotte bij afronden uit te komen.

Na de voorbereiding volgt het stadium van de actie. Daarin wordt openlijk veranderd: de sigaretten gaan het huis uit, net als de sterke drank, of angsten worden bestreden. Nu wordt er gedaan waar de voorbereiding toe diende. Actie vraagt veel tijd en energie. Anderen zien nu ook veel beter waar je mee bezig was. Het gevaar ligt op de loer dat actie wordt verward met verandering; ook begeleiders maken die fout. Niet alleen wordt het noodzakelijke werk dat je op de actie voorbereid genegeerd, ook de even belangrijke (en vaak nog uitdagender) inspanningen voor de verandering die de actie meebrengt, krijgen te weinig aandacht.

Soms heeft dat het verschrikkelijke gevolg dat het in de stadia voor de actie aan aanmoediging ontbreekt, maar ook erna. De steun brokkelt af in de fase dat de veranderaars die het hardst nodig hebben, bij het overwegen, de voorbereiding en na de actie. Begeleiders die verandering gelijkstellen aan actie zijn met hun programma’s dan ook vaak teleurgesteld door het gebrek aan succes en de grote uitval. Ze vergeten dat elk stadium waarin mensen zitten een heel verschillend programma vergt. Succesvolle programma’s voor mensen in het stadium van vóór het overwegen zijn heel anders dan die voor mensen in het actiestadium.

Bedenk dat het actiestadium niet de enige tijd is dat je vooruitgang boekt bij het overwinnen van je probleem. Al is het aanpassen van je gedrag de meest zichtbare vorm van verandering, het is zeker niet de enige. Je kunt behalve je gedrag ook je niveau van bewustzijn, je emoties, je zelfbeeld, je denken en nog meer veranderen. Dat gebeurt allemaal in de stadia van voor de actie.

Trouwens, elke overgang naar een volgend stadium van verandering vertegenwoordigt een aanzienlijke stap voorwaarts. Als je – na jaren je probleem te hebben ontlopen – bewust begint te erkennen dat je het hebt, en serieus begint te overwegen om het te veranderen, is de overgang van het stadium van vóór het overwegen naar overwegen niet minder belangrijk dan de overgang van het stadium van voorbereiding naar actie.

Actie, hoe belangrijk ook, is niet de eerste noch de laatste halte in de cyclus van verandering.

Elk stadium kent zijn eigen, grote uitdagingen, en het stadium van het in stand houden is daarop geen uitzondering. Want in dit stadium moet je ervoor zorgen dat je de winst van het actiestadium en van de stadia daarvoor vasthoudt, moet je vechten tegen momenten van zwakte en tegen terugval. Verandering eindigt nooit bij actie. De traditionele therapie mag dan ‘in stand houden’ als een statisch stadium zien, het is in werkelijkheid een essentiële voortzetting die tenminste zes maanden kan duren, maar ook de rest van je leven.

Wie zich niet stevig committeert aan in stand houden zal zeker een terugval meemaken, naar het stadium van het overwegen of zelfs naar het stadium dáárvoor. Zo was er een 39-jarige, alleenstaande moeder die na jaren van overdadig alcohol- en marihuanagebruik al een jaar zonder was. Ze wist dat ze zo weer terug kon vallen. Dus leidde ze zichzelf af als ze in de put zat en zin kreeg om te drinken. Haar instandhouden was actief en slim. Zij hield vol.

Een andere, pas afgekickte drinker echter bewaarde een fles in de la van zijn bureau om ‘hem eraan te herinneren’ zo zei hij, en om ‘zijn wilskracht te testen’. Het duurde natuurlijk niet lang voordat die wilskracht het begaf onder de verleiding.

Programma’s die gemakkelijke ‘verandering’ beloven – met een dieet-van-zoveel-dagen bijvoorbeeld – vergeten gewoonlijk dat in stand houden een lang, onophoudelijk proces is. Miljoenen mensen zijn door dieetprogramma’s in korte tijd vele kilo’s kwijtgeraakt, maar kwamen na een paar maanden alweer op hun oude gewicht terug. Hier geldt de mop: ‘Het is gemakkelijk om af te vallen. Ik begon op 80 kilo en ben in de afgelopen vier jaar 85 kilo afgevallen.’ Dat het niet lukt om de winst van het actiestadium vast te houden is typisch voor mensen die voor een snel programma kiezen waarin zij het stadium van het in stand houden negeren.

Na het stadium van het in stand houden volgt het stadium van het afronden. Dit is het ultieme doel voor alle veranderaars. Nu is je vroegere verslaving of probleem geen verleiding en bedreiging meer. Je oude gedrag zal niet terugkomen en je hebt er alle vertrouwen in dat dat zo blijft. Nu hoef je je niet meer in te spannen om angst te bezweren of terugval te voorkomen. Je hebt de cyclus van verandering doorlopen en bent als winnaar uit de strijd gekomen.

Experts voeren onderling een levendig debat over afronden. Sommige denken dat bepaalde problemen niet afgerond kúnnen worden, hooguit beheerst door een in stand houden dat langzaamaan minder inspanning vergt. Je kunt roken zeker beëindigen. Er zijn gewezen zware rokers die absoluut geen verleiding meer voelen. Maar er zijn ook mensen die vijftien jaar nadat ze stopten met roken nog steeds naar een sigaret snakken.

Het is in elk geval zo dat bijna niemand alle stadia in één keer doorloopt en dat daarmee de kous af is. Terugval is normaal. De meesten moeten diverse keren door de stadia heen. Dat hoeft dus niemand te ontmoedigen, want het is normaal. Zit er niet te erg over in. Het is gewoon voor iedereen hard werken en volhouden.

Het lijkt misschien dat je in kringetjes ronddraait, maar in werkelijkheid kom je steeds een stapje verder.

We hebben nu gezien dat er negen veranderingsprocessen zijn, met heel veel bijbehorende technieken, en zes stadia van verandering. James Prochaska onderscheidde zich van andere wetenschappers door zonder vooropgezet schema tienduizenden zelfveranderaars vragenlijsten te laten invullen om te kijken of er patronen te ontdekken waren. Hij vertelt hoe de verzamelde gegevens lange tijd een rommeltje leken. Er was geen verband te zien tussen de processen en de stadia. Totdat hij bedacht dat de gegevens van mensen die het gelukt was te veranderen en die dat niet gelukt was, hier dwars door elkaar zaten. Maar mislukken was niet het uitgangspunt van zijn onderzoek geweest. En toen hij de cijfers van alleen de succesvolle veranderaars analyseerde, kwam er wel een duidelijk patroon tevoorschijn.

Zoals hij zelf met de nodige voorzichtigheid zegt: empirici onder de wetenschappers zouden eraan vasthouden dat ik relaties ontdekte die inherent in de gegevens zaten; terwijl constructivisten zouden beweren dat ik de patronen zelf schiep en ze bovenop de gegevens heb gelegd. Maar Prochaska besloot dat het, of het nu ontdekt of geconstrueerd was, geen verschil maakte. Als het patroon in de praktijk stand houdt met betrekking tot een breed scala van gegevens over allerlei zelfveranderaars, en dat bleek hier het geval, dan kan het toch niet schelen waar het patroon vandaan komt? Het bewijst zijn nut in de praktijk; en daar gaat het om.

Zelfveranderaars hebben zich sowieso nooit wat aangetrokken van strikt theoretische of filosofische argumenten. Ze hebben de dingen gewoon uitgeprobeerd en zijn opmerkelijk effectief geweest om ze allemaal uit te vinden en toe te passen. Het blijkt dat de stadia en de processen van verandering in één schema te vangen zijn. Dat is weergegeven in figuur 1.

Figuur 1: Hoe de processen en stadia van verandering het beste combineren.

We zien dat voor-overwegers sterk leunen op bewustwording, net als op sociale bevrijding. Emotioneel wakker schudden en eens goed in de spiegel kijken begint pas in het stadium van overwegen en wordt heel belangrijk om de overgang naar het stadium van de voorbereiding te maken. Enzovoort. Het schema laat het zien. Zo wordt elk stadium het beste ondersteund door bepaalde processen. We hebben hiermee een veldgids voor iedereen die wil veranderen, met of zonder professionele hulp. Weet iemand eenmaal in welk stadium hij of zij verkeert, dan is het tijd om de bijbehorende processen van vooruitgang door te maken op weg naar het volgende stadium.

De eenvoud van dit model – het feit dat het van toepassing is voor allerlei verschillende vormen van verandering – werd aanvankelijk als een zwakte beschouwd. Dit kon bijna niet waar zijn. Maar het gebruik ervan in tal van omstandigheden heeft de werkzaamheid ervan bewezen. Zodat het officieel in gebruik genomen werd door uiteenlopende Amerikaanse nationale instellingen als tegen alcoholisme, voor ziektebeheersing (denk aan AIDS) en kankerbestrijding.*

Uit onderzoek blijkt dat het aanpakken van meerdere problemen tegelijk misschien een versterkend onderling effect heeft. Dat klinkt als een steun bij ons probleem dat we in het aanschijn van de klimaatcrisis zo ongeveer onze hele levenswijze moeten aanpassen.

Efficiënte zelfverandering berust er dus op om de juiste dingen te doen op de juiste ogenblikken. Dingen kunnen in het ene stadium perfect werken maar in een ander werken ze juist averechts.*

Zelfveranderaars zien vaak goed in welk stadium van verandering ze zitten, maar hebben, zonder begeleiding, soms moeite om te bepalen welke processen ze daarbij dienen te gebruiken. Zo kan een vaag idee over wilskracht je perspectief op zelfverandering overheersen.

Zelfverandering is een verstandige en krachtige investering van energie. Als we redelijke en positieve verwachtingen aan de veranderingscyclus weten te koppelen, nemen onze kansen op succes toe. Om te beginnen moeten we de mythes die er rond veranderen hangen maar eens uit de weg ruimen.

De eerste is de mythe dat zelfveranderen eenvoudig gaat. Zelfveranderen gaat níet eenvoudig. Was het maar een eitje, dan zouden we niet ontmoedigd raken door onze laatste mislukkingen. Die doen ons misschien geloven dat we onszelf gewoonweg niet kúnnen veranderen.* Maar bedenk dat, als je eenmaal overweegt om met roken of drinken te stoppen, af te vallen, of te bestrijden waar je maar bang voor bent, en eraan gaat werken, je opties vanzelf helder worden.

De tweede mythe is dat het een kwestie van wilskracht is. Vraag je succesvolle zelfveranderaars hoe het ze gelukt is, dan krijg je steevast als antwoord: ‘wilskracht’. Navraag maakt duidelijk dat men twee soorten wilskracht onderscheidt. De eerste is technisch: een geloof in onze capaciteiten om ons gedrag te veranderen en het besluit om op basis daarvan te handelen. De tweede definitie is dat alles onder de term wilskracht valt, elke techniek, elke inspanning die je maar kunt bedenken om verandering teweeg te brengen. Zo bezien is wilskracht zeker nodig, maar het is dan wel een klassiek geval van cirkelredenering. Zelfveranderaars gebruiken wel degelijk wilskracht, in de ware zin van het woord, maar het is slechts één van de negen veranderingsprocessen: het is het proces van ‘jezelf verplichten’.*

Mythe nummer drie luidt: ‘Ik heb alles geprobeerd en niets helpt’. Naarmate je meer te weten komt over de veranderingsprocessen – de activiteiten die ons helpen om de veranderingsprocessen te begrijpen – kun je zeggen: ‘oh, dat heb ik al geprobeerd’. Maar het gaat er niet om of je een bepaald proces al een keer gebruikt hebt, het gaat erom of je het vaak genoeg hebt gedaan en op de juiste momenten.*

De vierde mythe tenslotte stelt dat mensen nu eenmaal niet te veranderen zijn. Die mythe wordt eenvoudig ontkracht door ons onderzoek, zegt Prochaska. ‘We hebben duizenden succesvolle zelfveranderaars onderzocht.’ Ze zijn er gewoon.*

Het gaat er dus om te beginnen om te bepalen in welk stadium je zit. Misschien denk je dat je dat wel weet, maar wees daar niet te zeker van. Een grondige beoordeling van jezelf is van belang om precies goed te zitten. Hoe vroeger het stadium is waar je in zit, hoe langer het zal duren om uiteindelijk succes te hebben. Het is nu eenmaal zo dat je de verschillende stadia allemaal door moet en dat elk tijd kost.

Prochaska concludeert dat veel zelfveranderaars succes zullen hebben als ze zijn advies opvolgen, maar dat dat niet bij iedereen zal lukken. Zelfhulpteksten als dit artikel hebben hun beperkingen. Je kunt ook een gebrek hebben waar je zelf niets aan kunt doen.

In aflevering 17 van het vijfde klimaatartikel volgde ik de boodschap van het boek van Jaap Tielbeke: ‘Een beter milieu begint niet bij jezelf’: het moet wat betreft het klimaat in de eerste plaats van de overheid komen, louter de burger aanspreken helpt niet. Om meteen erna, in aflevering 18, Jem Bendell te volgen met de boodschap dat de klimaatcrisis er gewoon gaat komen zonder dat de overheid intussen daadkracht vertoont. Maar ook als de overheid nú het roer omgooit en vol aan het bestrijden van de klimaatcrisis gaat werken, blijven er twee feiten overeind. Ten eerste dat de klimaatcrisis al niet meer te voorkomen is – het wordt een kwestie van hoe erg het gaat worden. En ten tweede, dat we daarom sowieso onze eigen levenswijze drastisch zullen moeten aanpassen. We zullen ons allerlei dingen moeten gaan ontzeggen die we nu vanzelfsprekend vinden. Iedereen denkt daarbij natuurlijk aan vliegreizen die we misschien moeten minderen, aan meer thuiswerken, energiebesparingsmaatregelen, of aan zonne-energie. Ik stelde in aflevering 16 ook de vraag ‘Wat gebeurt er echt?’ Daar bleek dat we, mondiaal gezien, nog helemaal in de verkeerde mindset zitten.

Oftewel – om naar het thema van dit artikel terug te keren – de overheid moet veranderen èn wij moeten zelf veranderen. Het boek van Tielbeke snijdt de kwestie aan van allerlei pogingen om de overheid te laten veranderen, met een weinig hoopgevend beeld trouwens. Maar omdat het hier om zelf veranderen gaat, beperk ik me in dit artikel tot het individueel veranderen – al of niet in groepsverband (klimaatgesprekken) – want het valt dus niet te ontlopen, hoe wáár de boodschap dat ‘een beter milieu niet bij jezelf begint’ ook is. Of het nu bij de overheid begint of niet, we moeten hoe dan ook van levenswijze veranderen – om de crisis te verzachten of ten gevolge van de uitbarsting ervan. Dat is aan ons. En dan moeten we door de stadia en processen heen die Prochaska voor ons gevonden heeft.

Dat begint dus bij de fase van ‘vóór het overwegen’, direct al een moeilijk begin. Want de meesten van ons zien het probleem niet zo. En dat betekent dat er nog niets overwogen wordt. Het is waar dat je tegenwoordig zo nu en dan leest dat mensen hun ‘foute’ baan opzeggen om met betrekking tot de toekomst het ‘goede’ te gaan doen – maar het zijn er zeer weinig. Zíj zijn al in het stadium van actie en in stand houden. Ze kunnen anderen als voorbeeld dienen. Daarom is het niet alleen belangrijk dat ze er zijn om het door henzelf gestelde doel te bereiken, maar ook om anderen de stadia van het overwegen tot actie in te leiden.

Het is de meesten van ons ook al niet duidelijk wat dat veranderen dan moet inhouden. Ja, zonnepanelen op het dak is goed doorgedrongen, maar dat reisje naar de zon hebben we toch echt nodig en moeten we dat dan opgeven? De context ontbreekt. Laten we hier ter wille van dit onderzoek naar zelf veranderen in verband met de klimaatcrisis er nu eens in praktische zin voor kiezen: dat vliegen voortaan taboe is; dat je nooit meer auto rijdt als het fietsend ook kan en je je patroon van autorijden heel kritisch bekijkt; èn dat je ook op één ander vlak drastisch snijdt: in je vleesconsumptie, of in je shoppen, of in je energieverbruik in huis (en dat je zuinig wordt in het algemeen) of, tenslotte, dat je kritisch bekijkt of het werk dat je doet het klimaat niet schaadt (dat zal meestal op een indirecte manier gebeuren) en of je er wel vrede mee hebt om dat werk te blijven doen (in het licht van wat er over tien jaar aan expertise nodig is – misschien niet meer die van jou). Kunnen we onszelf op dit soort punten veranderen? En wat komt daar dan bij kijken? Dat zou ik graag willen weten. Maar kan ik die vraag ook beantwoorden? Ik wil een poging wagen met de hulp van Prochaska.

Houdt deze vragen voor jezelf in gedachten als het in het vervolg soms juist over roken of drinken gaat.

We volgen hierna nogmaals, uitgebreider, alle behandelde stadia zoals veranderaars ze doorworstelen, nu met behulp van de verschillende processen.

Wij zijn net als mensen die zich steeds verder in de schulden steken (alleen dan tegenover de nieuwste en volgende generaties). De aanmaningen laten we liever ongeopend op de mat liggen. Het maakt ons misschien ongedurig, maar we zijn niet geneigd ons leven te veranderen. Aan hulp van anderen hebben we geen behoefte. We ontkennen gewoon dat we een probleem hebben. Liever blijven we in het stadium van vóór het overwegen hangen. Dat voelt veilig aan. Het kost geen tijd, we hoeven ons niet schuldig te voelen. Èn we voelen geen druk vanuit onze omgeving. Je hoeft maar een paar keer weg te kijken en je bent er weer vanaf.

Zoals Prochaska zegt: De ironie is dat de meeste mensen zonder de hulp van anderen in het stadium van vóór het overwegen blijven steken. In elk stadium van verandering is de vraag niet óf er hulp moet worden aangeboden, maar welk type het beste is; behalve bij mensen in het stadium van vóór het overwegen. Daar is de vraag vaak of hulp eigenlijk wel mogelijk is.

Je kunt jezelf drie vragen stellen:

  1. Stel je je gedrag ter discussie? Zeg je: bemoei je met je eigen zaken, of waardeer je de bezorgdheid van anderen? Mensen in het stadium van (ver) vóór het overwegen worden niet gauw defensief, want ze zien bij hun omgeving eerder de bezorgdheid dan de bemoeizucht.
  2. Ben je goed op de hoogte van het effect van je gedrag? Hier is het allereerst de vraag of mensen überhaupt een idee van het probleem hebben, maar vervolgens ook of ze zich wel wíllen informeren, of dat ze gauw wegzappen als het over het klimaat gaat. (Wie dat niet doet is al bezig een overweger te worden.)
  3. Ben je bereid de verantwoordelijkheid op je te nemen voor de gevolgen van je gedrag? Mensen in het stadium van vóór het overwegen, die roken of drinken, zijn ongemakkelijk bij de gedachte wat de gevolgen ervan zijn, want ze hebben daar wel een idee bij. Maar bij het klimaat zijn die gevolgen minder helder. Wat zou er op kortere of langere termijn dan wel kunnen gebeuren? Zouden zíj daarvan het slachtoffer zijn? Wat nou, hongersnood of droogte – de schappen liggen toch vol? Mensen met deze gevoelens zijn echt nog niet toe aan het nemen van verantwoordelijkheid.

Wie deze vragen met nee beantwoordt, zit nog in het stadium van vóór het overwegen. Maar zodra we ons ervan bewust worden dat we met nee antwoorden, zetten we de eerste stap naar overwegen. Dan gaan we het probleem ontkennen en bagatelliseren.* ‘Die berichtgeving klopt niet.’ ‘Zo’n vaart loopt het niet met die klimaatverandering.’ En ‘Als ik er straks wat van merk, kan ik mijn leven altijd nog aanpassen.’ We gaan ook ons gedrag vergoelijken. Dan geven we er plausibele verklaringen voor. ‘Mijn rol is zo minimaal, dat wat ik doe niets uitmaakt.’ ‘Ik moet nu eenmaal mijn portie zon hebben in de winter.’ Of we gaan ergens anders in de aanval om onze eigen gevoelens te maskeren. Want aanval is de beste verdediging. ‘Het gedrag van de Amerikanen (of de Chinezen) is veel erger.’ Of ‘Het komt door de overbevolking.’ Tenslotte kun je ook juist jezelf de schuld geven. ‘Ik ben niets waard, ik kan gewoon niet veranderen.’

Valt hier nog wel iets aan te doen? Het vergt bewustwording, het eerste proces.

Dus als een vrijwilliger van Milieudefensie of Extinction Rebellion bij je aan zou bellen om een klimaatgesprek, dan zijn er in dit stadium twee houdingen mogelijk: Een geïnteresseerde houding die je aantreft bij wie het hele klimaat niets zegt: ‘Dat is misschien iets om wat meer over te weten’. Of een afhoudende opstelling die je aantreft bij wie er al wat van af weet: ‘Daar wil ik het liever niet over hebben’. In het laatste geval is het thema zich stiekem al in je hoofd gaan nestelen en begin je te vermoeden dat we een probleem hebben. Alléén als we hierover bij onszelf te rade gaan, zien we onze verdedigingsmechanismes tegen verandering en komen we verder.

Kennis is hierbij macht. Velen in het stadium vóór het overwegen missen de informatie die nodig is om het probleem helder te krijgen. Het proces van bewustwording kan daarbij helpen. Daar zijn allerlei technieken bij. De benadering voor een klimaatgesprek is er één. Ook door erover te lezen, films te bekijken of (goede) websites te raadplegen kun je aan informatie komen. Daarom, zeg ik, is het belangrijk dat informatie op alle denkbare niveaus en in alle denkbare vormen wijd en zijd en voortdurend aangeboden wordt. We moeten het het liefst horen van leden van onze eigen groep.*

Laten we nu doen of de bewustwording heeft gewerkt, en dat we ons gedrag als problematisch gaan ervaren. Dat is de eerste stap in verandering. Maar dan komen ook de verdedigingsmechanismen in het geweer en wordt het belangrijk dat we weten wat voor type mens we zijn. Daar hebben de psychologen een testje voor bedacht. Dat gaat zo:

Je staat op een bus te wachten. De weg is nat en modderig. Plotseling scheurt er een taxi vlak voor je langs, precies door een plas. Je wordt besproeit met water en modder. Hoe reageer je? Er worden acht mogelijkheden gegeven:

  1. Ik veeg me af en glimlach of er niets aan de hand is.
  2. Ik laat het van me afglijden: zulke dingen gebeuren nu eenmaal.
  3. Ik schreeuw en verwens de chauffeur.
  4. Ik vind mezelf stom dat ik geen lange regenjas heb aangetrokken.
  5. Ik laat de chauffeur weten dat ik het niet erg vind, even goede vrienden.
  6. Ik laat de taxichauffeur weten dat wie de bus neemt ook rechten heeft.
  7. Ik begin de taxi te achtervolgen, en smijt met wat ik maar kan vinden.
  8. Ik neem het mezelf kwalijk dat ik zo dicht op de straat stond.

De antwoorden 1 en 5 illustreren wegpraten en bagatelliseren. De antwoorden 2 en 6 tonen het rationaliseren en intellectualiseren. De emotionele pijn kan worden omzeild door de situatie te vergoelijken. De antwoorden 3 en 7 laten een duidelijke reactie naar buiten toe zien, terwijl de antwoorden 4 en 8 een reactie naar binnen toe tonen. Met dit voorbeeld kunnen we misschien ook onze eigen reactie op de bewustwording van het klimaatprobleem plaatsen.

Velen passen met hun reacties steeds opnieuw in een bepaald vakje. Dat wil zeggen, ze reageren bij verschillende dingen vaak op dezelfde manier. Daarom is het van belang je eigen verdedigingsmechanismen te onderzoeken. Want die sturen wel sterk ons gedrag, maar zijn niet onveranderbaar. Als we ons ervan bewust zijn, kunnen we er met mentale trucs een zekere mate van controle over krijgen. In feite kunnen met bewustwording en oefening alle slechte verdedigingsmechanismen worden omgezet in goede.

Hierna gaan we verder met de hulp die geboden kan worden bij bewustwording.

‘Iemand (of een groep) die je helpt is voor jou als zelfveranderaar in de dop net zo belangrijk als een hulpverlener dat is bij een therapie,’ schrijft Prochaska. Die hulp geeft je een ondersteunend kader waarin je wat je mee- en doormaakt kunt verwerken. Het stelt je in staat jezelf te zien zoals anderen dat doen. En dat kan je weer helpen om je verdedigingsmechanismen te slechten en verandering te gaan overwegen.

Bij rokers en alcoholisten zijn de mechanismen waarmee je jezelf voor de gek houdt voor buitenstaanders kraakhelder. Je omgeving heeft je beter en eerder door dan jij jezelf doorhebt. Maar bij het klimaatprobleem gaat het om je algehele levenswijze èn die van de mensen in je omgeving. Zij moeten dus verder zijn, willen ze je bij de hand kunnen nemen. Plus dat het voor hen helder moet zijn waar we met zijn allen naar toe willen. Dit wordt hoe dan ook veel meer een sociaal, gezamenlijk proces dan het proces bij de verslavingen waar het boek van Prochaska over gaat. Toch zullen sommige principes blijven gelden.

Om te beginnen moet je inzien dat jij in het stadium van vóór het overwegen absoluut hulp nodig hebt, maar dat dat nog niet zo gemakkelijk is. Geliefden in je omgeving laten zich misschien verblinden door je verdedigingsmechanismen, zijn te gegeneerd om zich uit te spreken, of te lief om er ruzie over te gaan maken. Dan moet een ander de rol vervullen om de vooroverweger in de richting van het overwegen te duwen. Wat moet diegene daarbij wél en niet doen:

Dwing iemand niet tot actie. Vergeet niet dat veranderen niet gelijk staat aan actie.

Ga niet doorzeuren. De hele tijd door aanmerkingen maken, werkt averechts.

Maar hou wel vol. Iemand in het stadium van vóór het overwegen die de hulp ziet verflauwen en ophouden, zal denken dat het probleem dan toch niet zo belangrijk is, dat zijn of haar gedrag niet zo verkeerd is.

Doe niet aan pappen en nathouden. De helper die van je houdt, kent de verleiding om discussie en confrontatie te vermijden, de gevolgen af te zwakken, verontschuldigingen te accepteren en te weinig te zeggen wat je dan wel echt moet doen en laten. In plaats daarvan moet de helper het probleem en gedrag juist benoemen, de gevolgen van het slechte gedrag consequent blijven aankaarten, jou op je verantwoordelijkheid wijzen, en je steunen in het kiezen van ander gedrag. Als we dit toepassen op vliegen zou je dit kunnen krijgen: ‘We moeten het toch eens over je vliegen hebben. Ik maak me een beetje zorgen over je.’ ‘Is dit niet al de tweede stedentrip dit jaar?’ ‘Volgens mij breng je de toekomst van je kinderen in gevaar. Is dat vliegen dat wel waard?’ ‘Waarom ga je niet een keer met ons mee, kamperen?’

Jij zou je naaste helper kunnen vragen je te helpen jouw uitvluchten te doorzien en verleidingen te overwinnen. Dat is voor de helper nog niet zo gemakkelijk, want hij of zij wil je niet voor het hoofd stoten. Je helper wordt zo in de rol van therapeut geduwd. Maar als het jou menens is en je niet wegloopt voor dit commentaar, kunnen de resultaten heel goed zijn.

Omdat het bij het klimaat meer een groepsproces zou kunnen worden, kunnen mensen in gespreksgroepen elkaar helpen en stimuleren (zolang degenen die op de anderen voor liggen de stadia maar in de gaten houden en de juiste steun verlenen en niet direct tot actie dwingen).

Daarmee komen we uit bij het proces van sociale bevrijding.

Bij het proces van sociale bevrijding moet je denken aan het scheppen van maatschappelijke omstandigheden die de vooroverweger helpen in zijn of haar strijd tegen de verslaving. Dat je (behalve thuis) in geen enkel gebouw meer mag roken, is er een perfect voorbeeld van. Het is een steun in de rug voor wie met roken wil stoppen. Sociale bevrijding is een proces in de zin zoals dat rookverbod dat zich steeds verder heeft uitgebreid, eerst hier en daar en ten slotte zo’n beetje overal. Sociale bevrijding is een proces dat mensen alternatieven en keuzen biedt, informatie en publieke steun.

Praatgroepen, zoals die van anonieme alcoholisten, vormen de bekendste sociale-bevrijdingsactiviteit. Daar wordt bewustzijn gekweekt en een sociaal vangnet geboden; daar behoud je je waardigheid en krijg je geen stigma.
Het bestaan van zelfhulpgroepen alleen al zegt je: ‘Je bent niet de enige met dit probleem. We kunnen je helpen jezelf te aanvaarden als iemand die een probleem heeft en die zijn of haar best wil doen om daarvan af te komen.’

Dat mensen in het stadium vóór het overwegen hier de kracht van sociale bevrijding voelen, staat buiten kijf. Maar hoe ervaren ze deze kracht? Het kan een enorme steun zijn voor wie er positief tegenover staat. Maar anderen zien sociale bevrijding juist als de zoveelste manier om ze tot iets te dwingen wat ze niet willen. Het resultaat kan dus heel verschillend uitpakken.

In onze maatschappij zijn er krachten aan het werk om mensen van hun problemen te bevrijden, maar evengoed zijn er krachten die het verkeerde gedrag juist stimuleren om er zelf commercieel van te profiteren. Bij roken is dat helder: de overheid probeert roken uit te bannen, de tabaksindustrie wil het juist stimuleren.* Bij het klimaat ligt het wat minder helder, want de overheid zet niet alleen nauwelijks in op sociale bevrijding, zelfs het doel is vaag.* Maar hoe je het ook bekijkt, de financiële inzet van de overheid is een schijntje vergeleken bij het reclamebudget van de industrie, die ons verleidt tot verkeerd gedrag.

De industrie zet ook kwalijke middelen in. Zo was het frame van de tabaksindustrie dat roken een kwestie van vrijheid is. Je hebt volgens hen rokers, niet-rokers en anti-rokers. Bij de eerste twee geldt daarbij eigen keus, vrijheid-blijheid. De derde deugt niet. De industrie zegt: de bestrijders van het roken willen het ‘recht’ op roken inperken, mensen dus van hun vrijheid beroven. Het beleid wordt voorgesteld als antidemocratisch. Zoiets gaan we ook beleven bij het klimaat. Dat kun je al zien aan wat tegen de maatregelen in verband met corona wordt ingebracht. Ik herinner je hier graag aan het verschil tussen positieve en negatieve vrijheid uit aflevering 7 van het ‘Intermezzo: klimaat klem tussen covid en complot’.

Sociale bevrijding kan je toch enorm helpen als je aan het overwegen van klimaatgedrag begint toe te komen. Het samen doen zal stimuleren. Als de overheid vliegen echt zwaar gaat belasten, maakt dat duidelijk dat het niet juist is om steeds zomaar op vliegvakantie te gaan. Zoiets kan ook met een vleestaks, een maximum snelheid van 90 kilometer, en vooral natuurlijk met het invoeren van een stelsel van klimaatdukaten.

Het kan helpen te kijken wie je aanmoedigt en wie jou wil steunen om je gedrag te veranderen. Speelt daarbij een commercieel belang of is het uit compassie (al is dat misschien niet met jou maar met de volgende generatie)?* Net zo goed moet je bepalen waar je zelf staat in dit krachtenspel: zou jij zelf graag anderen helpen bij een eenvoudiger manier van leven die hopelijk meer vervulling geeft, of niet?

Hiermee sluiten we de afleveringen over het stadium van vóór het overwegen af en gaan we over naar het stadium van het overwegen zelf.

Wie in het stadium van overwegen is aanbeland, is zich bewust van het probleem en denkt serieus dat er iets aan gedaan moet worden. Maar velen blijven daar hangen. Hun motto is: bij twijfel, niets doen. Wat niet wil zeggen dat ze weigeren erover te praten. Ze zijn eraan toe om zich te informeren, en doen dat ook. Maar ondanks dat zijn ze niet klaar om daadwerkelijk op te treden totdat ze hun eigen gedrag nog beter begrijpen. Daarom is bewustwording in het stadium van overwegen even belangrijk als het was in het stadium van vóór het overwegen.

Overwegers willen zeker veranderen, maar die wens gaat gepaard met een onbewuste weerstand ertegen. Deze ambivalentie is begrijpelijk, want actie brengt een griezelige, bijna verlammende angst mee dat ze hun vertrouwde leven moeten opofferen. Overwegers vrezen een onzekere, onduidelijke toekomst. Ze zijn bang voor de vraag hoe, na de verandering, hun ‘nieuwe zelf’ zal zijn. Het is dus niet zo vreemd dat veel overwegers vast zitten. Ze prefereren hun bekende zelf boven een beter zelf, waarbij ze die kwestie voor zich uitschuiven en zo falen ontlopen.

Denk niet te min over de angst waarmee verandering gepaard gaat. Het is wel ‘een lot erger dan de dood’ genoemd. Verandering bedreigt onze diepste identiteit en vraagt ons om onze zijnswijze op te geven. Hoe gezond stoppen voor een roker bijvoorbeeld ook mag zijn, het is een bedreiging voor zijn of haar veiligheid. Soms voelt zelfs een veiligheid die ons de das gaat omdoen beter dan geen veiligheid.

Een besef van deze ambivalentie kan je helpen niet in één van de vele vallen te trappen die er als negatieve reacties op overwegen bestaan.

De eerste is de zoektocht naar absolute zekerheid. Zekerheid zoeken omtrent het probleem is bij particuliere verslavingen al bijna onbegonnen werk, maar bij het klimaat is dat zonder meer zo. We weten gewoon niet hoe het precies zal uitpakken (zie de eerste drie artikelen uit de serie ‘Kroniek van een aangekondigde zelfmoord’), noch hoe het ons in Nederland zal raken, hoe de politiek en bevolkingsgroepen gaan reageren en wat er met onze bestaansvoorwaarden zal gebeuren. We moeten die onzekerheid dus voor lief nemen.*

De tweede val is: wachten op het goede moment. Veel mensen denken dat dit goede moment zich als vanzelf zal aandienen en dat ze dan aan verandering zullen beginnen. Maar wachten is uitstelgedrag. Er komt geen goed moment.

Ten derde: wensdenken werkt net zo min. Het geloof dat het gebeuren aan jou voorbij zal gaan, of dat jij mans genoeg bent om (later) de gevolgen aan te kunnen, dat je van twee walletjes kunt eten, of dat ‘ze’ er wel ‘iets’ op zullen verzinnen, zijn er voorbeelden van. Maar zo gemakkelijk kom je er niet van af, helaas. Het komt echt op jou zelf aan.*

Te hard van stapel lopen is de laatste valkuil. Dat gebruiken veranderaars in dit stadium soms expres – niet per se bewust – juist óm te falen (‘Zie je, ik kan het niet’) en zo van het gezeur van hun omgeving af te zijn. Zo wordt de schuld op de omgeving geschoven en kan de overweger toegeven aan zijn weerstand om te veranderen.

Deze verschillende valkuilen zijn allemaal ‘negatieve processen’, vertragingstactieken die de veranderingscyclus ophouden. Daar staat tegenover dat een periode van overwegen zeker nodig is om ten slotte te slagen. Daarin moet een bepaald niveau van bewustheid van zowel het probleem als de oplossing ontstaan, anders wordt het onderhoud van verandering later heel moeilijk.*

Bewust worden heeft tijd nodig en dat gebeurt in het stadium van het overwegen. Dan komt emotioneel wakker schudden erbij.

Nu is emotioneel wakker schudden aan de beurt. Emotionele energie is een krachtig middel. Je kunt het aangrijpen om je overweging om te veranderen kracht bij te zetten. Het doet je adrenaline stromen. Je kunt er misschien je uitstelgedrag mee overwinnen en de stap naar de stadia van voorbereiding en actie zetten.

Emotioneel wakker schudden is niet angst aanjagen, zoals de vieze foto’s op de sigarettenpakjes doen, want dat roept eerder verdedigingsmechanismen op en werkt meestal niet. We moeten emotioneel wakker schudden ook niet verwarren met verandering. Emoties horen er gewoon bij als je jezelf wilt veranderen, maar ze zijn geen doel op zich. Emoties moeten verband houden met alle aspecten van de poging tot veranderen en moeten dienen om verder te komen naar volgende stadia van verandering.

De film ‘Een ongemakkelijke waarheid’ van Al Gore was een middel om de hier bedoelde emoties op te wekken, al was het eigenlijk een wat saaie, gefilmde lezing.* Bij speelfilms gaat het er om dat ze je emotioneel veel gemakkelijker raken dan droge feiten. Je kunt ook naar een lezing van bijvoorbeeld Extinction Rebellion gaan die je een overzicht van het probleem geeft. Zolang het je afschuw maar niet oproept, kan een lezing, of een goed gesprek erover, je misschien de energie geven om meer te willen doen.

Of je maakt je eigen voorstelling van zaken in je hoofd: wat zou het betekenen als we jarenlang met droogte te kampen krijgen, voedsel heel duur en je werk betekenisloos wordt, en als je (klein)kinderen eigenlijk geen toekomst blijken te hebben, zelfs zullen lijden? ‘Wat doe ík daarmee?’ Zo haal je de toekomst naar het heden en wek je emoties op die je de tijdsbarrière met een verre toekomst helpen overwinnen en je aanzetten om tot actie over te gaan.

Dit is geen moment om weg te duiken, je kop in het zand te steken, maar om je die toekomst werkelijk voor te stellen. Het is wel zo dat dit echt bij dit tweede stadium van overwegen hoort. In de latere stadia van voorbereiding en actie is het juist verkeerd om je je op het negatieve te richten.

Je kunt voor jezelf proberen na te gaan hoe je er op dit punt voor staat. Beantwoord bijvoorbeeld deze uitspraken eens:*

  • Dramatische beelden van klimaatontwrichting doen me echt wat.
  • Ik voel emotie bij voorspellingen over toekomstige klimaatontwrichting.
  • Ik heb te doen met klimaatvluchtelingen.
  • Als ik aan de toekomst van mijn (klein)kinderen denk, krijg ik het benauwd.

Als je zo zuiver mogelijk probeert je reactie bij deze punten een cijfer tussen 1 en 10 te geven (van geen tot veel emotie) en je blijft onder de 20, dan moet je misschien je pogingen om jezelf emotioneel wakker te schudden verdubbelen.

Terug naar bewustwording bij het stadium van overwegen.

Bij de stap naar overwegen ben je je meer bewust geworden van het klimaatprobleem en ook van je weerstand om dat probleem onder ogen te zien en van je trucs om dit te ontlopen. Je staat in dit stadium van overwegen wel wat meer open voor informatie over het klimaatprobleem en hoe het jou aangaat. Zolang je weinig informatie hebt verwerkt, heb je waarschijnlijk weinig neiging om iets te doen. Je moet bij dit ingewikkelde probleem een zeker kennisniveau bereiken om jouw positie erin te begrijpen. En het is aan jouzelf om daarvoor te zorgen.

Het kan helpen jezelf enkele vragen te stellen:

  • Als een concentratie van 450 ppm CO2 in de atmosfeer levensgevaarlijk is, wanneer bereiken we dat niveau dan?*
  • Als je een minister van verkeer hebt die het liefste Schiphol flink uitbreidt, wat kan ik dan van de overheid verwachten?
  • Hoe zit het eigenlijk met mijn eigen CO2-uitstoot en met mijn ecologische voetafdruk en wat kan ik daar aan doen?*
  • Tot welk jaar zal ikzelf zo’n beetje leven, hoe zit dat voor mijn (klein)kinderen en wat is daarbij het perspectief?

De antwoorden op deze vragen leveren je informatie op die jou beter opgewassen maken tegen de strijd die je te voeren hebt.

Het wordt nu belangrijk je doel zo precies mogelijk te formuleren. Wil ik helpen ‘de wereld te redden door mijn uitstoot zo klein mogelijk te maken’? Of concentreer ik mij meer op ‘een voorbereiding op de maatschappelijke ontwrichting in de toekomst’? Dat moet je voor jezelf bepalen, maar je kunt er wel verder in komen door er met anderen over te praten. Zij kunnen zaken verhelderen, je op foute aannames wijzen, maar ze kunnen niet je toekomstige leven voor je uitstippelen.

Als je hiermee bezig bent en je denkt: ik ga goed vooruit, moet je ook controleren of dat klopt. Je zou eigenlijk je eigen ontwikkeling moeten documenteren, zodat je echt weet waar je stond, waar je nu staat en de vooruitgang ziet. Het gaat met het klimaat dan wel niet om duidelijke aantallen, zoals bij sigaretten of calorieën, maar energieverbruik en voetafdruk zijn ook in cijfers te vangen. Je zou dat misschien maandelijks kunnen nagaan. Je kunt ook bepaalde gedragingen bijhouden: hoeveel kilometer rijd ik met de auto, of hoeveel vlees eet ik eigenlijk? En laat ik elk klein pakje (vanuit China) per post bezorgen, of ga ik er zelf op uit?*

Ben je flink of een slappeling?* Dat kun je ook bijhouden. Als je merkt dat je de auto pakt als het regent, schaf dan een regenbroek aan. En staat de thermostaat hoog, draag dan thuis in elk geval een trui en dikke sokken. Als je dan bij wat miezerregen toch fietst en je ziet dat je benzinekosten lager zijn, voel je je er nog goed bij ook. Dan mag je trots zijn op jezelf.

En je moet niet alleen naar de buitenwereld kijken, maar ook in jezelf. Komt verkeerd gedrag voort uit stress, ongemak of moeheid? Ga dan bij jezelf te rade of je die stress, enzovoort kunt verminderen. Soms zijn zulke verbanden bijna onzichtbaar. Daarom moet je jezelf blijven afvragen waarom je dingen doet zoals je ze doet. Ook op je werk zullen er zaken verkeerd zijn. Al kun je ze niet zomaar veranderen, probeer ze in elk geval op een rijtje te zetten. Het helpt allemaal mee aan je bewustwording.

Als je met de verzamelde informatie eens precies nagaat wat je allemaal verkeerd doet en ook hoe je dat gedrag probeert te vergoelijken, en als je rubriceert wat je allemaal zou kunnen verbeteren, dan zul je verbaasd staan en actie willen ondernemen.

Zo maak je jezelf klaar voor het volgende stadium. Maar eerst moet je nog eens goed in de spiegel kijken.

Het is zo gemakkelijk om eens even niet je best te hoeven doen. Het is lekker om liever lui dan moe te zijn, niet bang te zijn dat de buren je niet zien zitten. En ach, die impulsaankoop was misschien niet per se nodig, maar het voelde goed.

Ja, nu is het tijd om eens goed in de spiegel te kijken.* Dit vierde proces houdt in dat je jezelf evalueert, dat je kijkt waar je staat. Je ziet dan dit: wat je hoog waardeert is in conflict met je probleem; het zou eigenlijk beter zijn als je je anders gedraagt, maar …

Dit naar jezelf kijken is een logisch gevolg van je bewustwording. Daar heb je het probleem leren zien en nu volgen de vragen over je eigen gedrag. Daar zijn eenvoudige vragen bij, zoals ‘Is het niet beter als ik niet meer vlieg?’ En moeilijke vragen, zoals ‘Houd ik het vol om altijd op alles zo streng voor mezelf te blijven?’ En ‘Kan ik het aan om in de achting van anderen te dalen, als ik me zo zuinig ga gedragen?’

Er zijn altijd moeilijke vragen, er moeten altijd offers worden gebracht, want als het eenvoudig was zou iedereen zich meteen klimaatvriendelijk gedragen. In de spiegel kijken betekent juist de hoop laten varen dat veranderen gemakkelijk gaat. Het betekent dat je de moeilijkheden onder ogen gaat zien.

Die nieuwe inzichten kunnen vrienden en familie verbazen en je zelfbeeld doen wankelen. Je moet bij zo’n kritische zelf-evaluatie daarom niet alleen naar de negatieve aspecten kijken, maar ook naar wat je erbij wint. Dat je bijvoorbeeld je leven eerlijker maakt, inhoudelijk meer de moeite waard, dat je je minder schuldig hoeft te voelen jegens de volgende generatie, en dat je eenvoud of een simpele hobby leert waarderen boven vluchtige consumptie. Dat je geen sukkel bent, ook al lukt niet alles even goed, en dat je nu sterker in je schoenen staat tegenover anderen.

Hoe doe je dat praktisch, in de spiegel kijken? Het is om te beginnen verstandig dat je leert eerst na te denken en dan pas te handelen. Bij zowat alles moet je jezelf voorhouden: is dit verstandig of foutief gedrag? Kan ik de reden waarom ik verkeerde neigingen heb wegnemen? Als je dit doorhebt en je je gedrag verbetert, wordt het een gewoonte en gaat het je steeds gemakkelijker af.

Zoals reclame jou een beeld probeert op te dringen waarom iets geweldig is, kun je ook proberen je eigen zelfbeeld te herscheppen. Zoals sommige mensen intensief aan hun lichaam werken om het er ideaal uit te laten zien, kun je ook je leven zo inrichten dat je voldoet aan een nieuw, zelfgeschapen ideaal. Denk eerst aan een scenario waarin het, zonder verandering, steeds een beetje slechter gaat en zet daar een scenario tegenover waarin het, met verandering, steeds een beetje beter gaat. En vraag jezelf dan af wat je liever hebt. Wil je iemand zijn die zichzelf niet goed onder ogen kan komen, of die een rolmodel is voor zijn of haar kinderen?

Het wordt tijd om beslissingen te nemen. Ook daarbij kun je beter eerst de ‘voors’ en ‘tegens’ afwegen.

Voor je besluiten neemt moet je jezelf vier vragen stellen.

Wie toe denkt te zijn aan de overgang van het stadium van overwegen naar het stadium van voorbereiding moet op vier punten inventaris van zijn of haar problematische gedrag opmaken:

  • Wat zijn de gevolgen van veranderen voor jezelf?
  • Wat zijn de gevolgen van veranderen voor je omgeving?
  • Hoe ga je zelf reageren op verandering?
  • Hoe gaat je omgeving reageren op je verandering?

Per punt kun je de voor- en nadelen inventariseren. Dat is bij de klimaatkwestie heel wat vager dan bij bijvoorbeeld roken. Een roker kan bij het eerste punt bijvoorbeeld denken: ik word gezonder en ik spaar nog geld uit ook. Daar staat tegenover: ik krijg ontwenningsverschijnselen en de omgang met sommige rookvrienden wordt moeilijk. Het zou zelfs kunnen dat bij klimaatbeperkingsgedrag iets dergelijks geldt.

Bij gevolgen voor je omgeving kun je dan noemen dat je eraan bijdraagt de toekomst voor je kinderen draaglijker te maken, waar tegenover staat dat sommigen je een klimaatgekkie gaan vinden.

Je eigen reactie op verandering zou dan kunnen zijn: je wordt besluitvaardiger en neemt verantwoordelijkheid, wat goed voelt, maar je gaat wel je vliegvakanties en een zekere status en luxe missen, wat onprettig is.

De reactie van je omgeving zouden kunnen zijn: de kinderen zijn blij dat je ook vegetarisch wordt, van medeveranderaars krijg je bijval; maar misschien verlies er ook vrienden door.

Het gaat er nu om wat overheerst: de gevoelde voordelen of de gevoelde nadelen. Daartoe moet je zo breed mogelijk proberen te inventariseren, met veel meer aspecten dan de voorbeelden van hierboven. Probeer niet alleen de negatieve kanten te zien; steeds zullen er ook positieve kanten zijn. Maar die moet je je indenken en daar is bij deze vorm van afkicken nog weinig ervaring mee. Voor rokers is er genoeg over geschreven, maar eenvoudiger en zinvoller leven, consuminderen, zelfs leven zonder geld en een ‘vrek’ worden, levert minder zoekresultaten op. Neem, net als rokers dat moeten doen, dus de tijd om je hierin te verdiepen. De voordelen moeten de nadelen overtreffen. Zet het steeds opnieuw op een rijtje. Als je te zeer inzit over sommige nadelen, moet je zeker nog niet tot actie overgaan; anders ga je misschien al snel afhaken.

Wat je wel kunt doen, is je aanpak in thema’s opdelen en ze één voor één bekijken. Neem het genoemde vegetariër worden. Ouders gaan daarin soms met hun kinderen mee. Je kunt op zo’n punt redelijk eenvoudig inventariseren: je gaat je het vlees missen maar kunt leren heel lekker vegetarisch te koken. De kinderen willen toch al zo eten, dus hoef je niet meer ‘dubbel’ te koken, en zo doe je bovendien meer je best voor een uitgebalanceerd menu voor de kinderen. (Of ze dat ook waarderen, is natuurlijk de vraag.) Jij zult er zelf vast gezonder van worden en dat geldt ook voor de rest van het gezin. En vegetarisch eten is nu ook weer niet zo anders dat je je bij anderen hoeft te schamen.*

Zie je op een bepaald moment meer voor- dan nadelen, dan ben je klaar voor het stadium van de voorbereiding van de actie.

We zijn bij het volgende stadium aanbeland, dat van de voorbereiding van de actie. Oorspronkelijk was dit geen apart stadium bij Prochaska, maar het bleek toch een aparte schakel te zijn tussen overwegen en actie. Alleen goed voorbereid gaat die actie lukken en met te weinig voorbereiding stranden veel zelfveranderaars.

Het stadium van voorbereiding is dus de hoeksteen voor effectieve actie en moet niet lichtvaardig worden aangegaan. Elke sluimerende ambivalentie over je project moet in dit stadium uit de weg geruimd worden. Je gaat verder met je zelfevaluatie, maar je bent nu veel zekerder over je besluit om te veranderen. Je kijkt meer vóóruit naar hoe je gaat leven, dan achteruit naar je oude, te veranderen leven. Je verzamelt ook minder informatie over de oorzaak van het klimaatprobleem, en meer over hoe jij gaat leven met de mogelijke gevolgen ervan. (En passant lever je je bijdrage aan de bestrijding ervan toch wel, door je gedragsverandering en misschien door je goede voorbeeld en samenwerking met anderen.)

Praktisch zal het een precieze inventarisatie van al je gedrag inhouden: Wanneer en waarvoor gebruik je energie? Wat schaf je aan (voedsel, kleding, huishoudelijke spullen, gadgets, vakanties, grote uitgaven) en hoe nodig is dat? Ga je bepaalde dingen ‘afknijpen’ met steeds een beetje minder (in een jaar naar een halvering van je vleesconsumptie of van de aanschaf van nieuwe kleding), of kies je op bepaalde punten voor een radicale breuk met het verleden (nooit meer vliegen, over op een deelauto, vegetarisch eten – om een paar keuzes te noemen).

Het kan ook dat je vindt dat je bepaalde bekwaamheden moet leren (zodat je een uitstekende, zelfredzame klusser of moestuinier wordt), waarbij dan vragen kunnen opkomen over de aanschaf van gereedschappen of het verwerven van een moestuin – kan dat in teamverband, hoe werkt dat dan? Of dat je mee wilt gaan doen aan een (energie)coöperatie of aan een project om direct van de boer te kopen. Er zijn tal van mogelijkheden te onderzoeken, waarbij jij ook moet bepalen wat je voorrang geeft, want je kunt niet alles tegelijk doen.

In dit stadium zoek je waarschijnlijk contact met gelijkgezinden, overleg je misschien in een groep. Dit vergt allemaal moed, maar initiatief nemen is nodig, want er komt heus niets vanzelf op je af.

Dit alles lijkt al gauw op een generale repetitie voor je actiestadium, maar het is nog steeds voorbereiding. Je kunt de voor- en nadelen van alles op een rijtje zetten en kijken waar je je goed bij voelt. Je kunt je een voorstelling proberen te maken van zulke nieuwe aspecten in je leven en een paar dingen selecteren die echt bij jou passen. Die lijst van goede punten, de voordelen die je ziet, moet je je letterlijk (als lijst) steeds voor ogen houden.

Er zullen zeker nog wel moeilijkheden zijn. Zo raak je ingesleten gewoontes niet gemakkelijk kwijt, en er zaten trouwens ook goede kanten aan die oude gewoontes, nietwaar? Misschien moet je bepaalde verleidingen of zelfs vrienden actief afweren. Je moet ook oppassen jezelf niet te belonen met iets slechts nadat je iets goeds hebt gedaan. Je moet dus ook kijken of je toch nog bezig bent over wat je gaat verliezen, die fijne zonvakanties, heerlijke biefstukken, of goede, maar statusbewuste vriend(in). Kun je dat nog niet loslaten, dan moet je nog niet tot actie overgaan.

Wend je dus af van je oude leven, omarm en waardeer het nieuwe. Geef verandering prioriteit en laat het niet ondersneeuwen in je volle agenda.

In het stadium van de voorbereiding komt verandering bovenaan je lijst te staan. Verandering vergt energie, inzet en aandacht. Je bent eraan toe om jezelf tot iets te verplichten, wat een bereidheid inhoudt om tot handelen over te gaan, maar ook een geloof in eigen kunnen en dat versterkt op zijn beurt weer jouw bereidheid. Bij jezelf verplichten komt de wilskracht van aflevering 13 kijken. Geloven in je wilskracht en dan handelen is een krachtige ervaring.

Maar misschien twijfel je nog teveel, blijf je de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen. Dat maakt je nerveus. Anonieme alcoholisten kalmeren zich dan met dit schietgebed: ‘Laat mij accepteren dat er dingen zijn die ik niet kan veranderen, geef mij moed bij de dingen die ik wel kan veranderen, en geef mij wijsheid om het verschil te kennen’.*

Bij een poging tot verandering is succes nooit gegarandeerd, ook al breng je nog zoveel wilskracht mee. Vooral de overgang naar verandering kan bedreigend voelen, je angstig maken. Angst kun je niet overwinnen, maar je kunt het begrijpen en er tegen in gaan, wat meteen een onderdeel is van het proces van jezelf verplichten. Wat kan je daarvoor doen?

Doe het in stapjes. Voorbereiding bestaat uit tal van de noodzakelijke stappen om naar actie toe te werken die je voor jezelf moet uitsplitsen.

Stel een datum vast. Dat moet echt. Het voorkomt dat je overhaast verder gaat, terwijl het evengoed teveel uitstel tegengaat.

Vertel het anderen; niet alleen aan je naasten, zoals je partner en je kinderen, maar ook vrienden en collega’s.* Het wordt dan een krachtiger gelofte.*

Dit is een grote gebeurtenis. Je moet het zien als iets dat in je leven net zo belangrijk is als een hartoperatie of een chemotherapie. Verandering is krachtig en echt. Geef je er helemaal aan over en gebruik er alle tijd en energie voor die nodig is. Je omgeving moet dat maar accepteren. De druk op hen wordt ook vanzelf weer minder.

Stel een actieplan op met alle informatie die je hebt en tips van anderen. Je mag best plannen van anderen plunderen, maar dit plan moet jouw eigen plan zijn, het plan dat – of het nu lang of kort is – bij jou past.

Laten we nu eens zomaar twee mogelijke stappen in gedachten nemen: Je bent lid van een gezin en doet je auto weg. Of je wordt actief bij Extinction Rebellion.

Je kunt een overzicht maken van alles waarbij je de auto gebruikt. En dan nagaan hoe je daar een andere oplossing voor kunt vinden. Misschien besluit je dat je naar je werk moet fietsen en schaf je eerst een elektrische fiets aan. (Die kost ook energie maar wel veel minder dan je auto – de stap moet niet te groot worden.) Misschien ga je eerst nog een keer met de auto op vakantie en prik je de datum in de week erna. Je kinderen worden nu niet meer met de auto naar de uitwedstrijd van de sportclub gebracht, dus die moet je overtuigen. (Of je moet een auto huren.) Je boodschappen zal je misschien soms laten thuisbezorgen. Er valt, kortom, heel wat te inventariseren voordat je aan actie toe bent. En je moet ook de voordelen leren zien: veel meer buitenlucht en een leeg hoofd bij het fietsen, bijvoorbeeld.

Als je ziet dat de overheid niets doet, kies je misschien voor activisme. Ervoor heb je waarschijnlijk al veel informatie verzameld en gelukkig kun je aankloppen bij bestaande organisaties, zoals Extinction Rebellion. Je moet dan eerst goed bij jezelf nagaan wat voor type werk je daar zou willen doen. Wat past bij jou? Er zijn allerlei mogelijkheden, dus je vindt vast wel iets geschikts. Let dan goed op of deze keus je voldoende bevrediging schenkt en je niet té gefrustreerd raakt bij gebrek aan direct, meetbaar resultaat.

Klimaatwerk is voor volhouders.

Op dit punt maakt Prochaska in zijn boek een pas op de plaats om een bijzondere ontdekking te vermelden. Hij had duizenden mensen vragenlijsten laten invullen over de voor- en nadelen die ze in het zelfveranderingsproces voelden, en ze ingedeeld naar de stadia van verandering. Dus hij had de gevoelde voor- en nadelen bij het stadia bij overwegen, die bij het stadium van de voorbereiding, die van het (nog niet behandelde) actiestadium zelf én de voor- en nadelen die gevoeld worden bij het stadium van het instandhouden van de verandering. Het ging om mensen bij twaalf verschillende probleemkwesties (met 80.000 grafiekpunten), niet alleen op het gebied van stoppen met roken en afvallen, maar bijvoorbeeld ook van condoomgebruik, cocaïnegebruik, aan sport doen en delinquentie. Hij ontdekte dat er in alle twaalf grafieken van de scores die hij van de probleemkwesties maakte, per stadium sterke overeenkomsten zaten.

Om te beginnen stijgen de gevoelde voordelen in de overgang van het stadium van vóór het overwegen naar het stadium van overwegen. Het eerste principe van vooruitgang is daarom dat om over te gaan van het stadium van vóór het overwegen naar het stadium van overwegen je je perceptie van de voordelen van gedragsverandering moet opschroeven. In dit stadium hoef je je niet druk te maken over de nadelen. Die komen later.

Vervolgens constateerde Prochaska dat de gevoelde nadelen altijd verminderen in de overgang van het stadium van het overwegen naar het stadium van de voorbereiding (op actie). Het tweede principe van vooruitgang is daarom dat om over te gaan van het stadium van overwegen naar het stadium van voorbereiding je de nadelen van gedragsverandering in je perceptie moet verminderen. In dit stadium hoef je je niet druk te maken over de voordelen. Dat heb je al gehad.

Vervolgens deed hij een belangrijke statistische ontdekking. Bij alle deelnemers gingen de voordelen met een gelijke waarde omhoog, ongeacht de probleemkwestie, terwijl de nadelen ook met een gelijke, zij het kleinere, waarde omlaag gingen. Deze stappen waren groot. Je kan het je voorstellen alsof bij de voordelen je IQ met 15 punten omhoog gaat en bij de nadelen met de helft daarvan omlaag gaat. In die orde van grootte! Prochaska ging deze vondst checken en trof bij andere onderzoeken dezelfde, min of meer vaste getallen aan.* Het bleek dus dat zelfverandering noch onbepaald noch ongestructureerd is en het statistisch verband was veel sterker dat wie dan ook gedacht had. Het leek wel natuurkunde, zo nauwkeurig waren de getallen.

Dus, in het stadium van vóór de voorbereiding ga je je voorstelling van de voordelen zo verhogen dat je gedrags-IQ 15 punten hoger is geworden. Het is dan wel niet je echte intelligentiequotiënt, maar je kunt zelf dus wel een veel ‘slimmere’ veranderaar worden.

Je wist altijd al wel dat je flink gemotiveerd moet zijn om jezelf te veranderen, maar het was nooit bekend hoe gemotiveerd. Je kon jezelf ook niet goed voorstellen hoe je die motivatie dan bewust en wilskrachtig moest opkrikken. Nu weten we dat we gewoon bewust en wilskrachtig door de eerste drie stadia heen moeten gaan, en dat is veel gemakkelijker te begrijpen. Je komt aan voorbereiding toe door een verschuiving van de manier waarop je tegen de voor- en nadelen van veranderen aankijkt. In het eerste stadium overheersen voor je gevoel de nadelen; kom je verder dan krijgen de voordelen de overhand. Die voordelen moeten verdubbelen, terwijl de nadelen veel minder hoeven te krimpen. Dat gebeurt in de beginstadia, die op het eerste gezicht niet zo belangrijk leken, maar dus cruciaal blijken te zijn.

Overhaast jezelf niet. Je moet methodisch te werk gaan. Geen enkele stap mag worden overgeslagen.

Prochaska gebruikt vragenlijsten om van zelfveranderaars te weten te komen waar ze staan op het punt van voor- en nadelen. Hieronder vind je zo’n lijst. De vragen moeten beantwoord worden met een cijfer van 1 tot 5. 1 = onbelangrijk; 2 = een beetje belangrijk; 3 = redelijk belangrijk; 4 = nogal belangrijk en 5 = heel erg belangrijk.

De vragen gaan om en om over voor- en nadelen, te beginnen met een nadeel.

Figuur 2: De vragenlijst van Prochaska.

Voor mensen in het eerste stadium, dat van vóór het overwegen, is de score van de voordelen gemiddeld zo’n 21. Een standaarddeviatie bij deze test is 7. Dat wil zeggen dat je bij 21 punten de voordelen met zo’n 7 punten moet verhogen voordat je aan het stadium van voorbereiding toe bent. Is je score van de voordelen onder het gemiddelde van 21, dan moet je de veranderingsprocessen met nog meer ijver toepassen om aan het voorbereidingsstadium te geraken – hoe lager je zit met je voordelen, hoe meer ijver je moet betonen.

Voor mensen in het tweede stadium, dat van het overwegen, is de score van de nadelen gemiddeld zo’n 21. Een standaarddeviatie bij deze test is 8. Dat wil zeggen dat je bij 21 punten de nadelen met zo’n 4 punten moet verlagen om klaar te zijn voor de stadia van voorbereiding en actie. Is je score van de nadelen boven het gemiddelde van 21, dan moet je de veranderingsprocessen met nog meer ijver toepassen om aan het voorbereidingsstadium te geraken – hoe hoger je zit met je nadelen, hoe meer ijver je moet betonen.

Ben je ten slotte met de voordelen op 28 uitgekomen en met de nadelen op 17 punten, dan ben je klaar om actie te ondernemen.

In de volgende afleveringen gaan we de technieken van dat actie ondernemen nader bekijken.

Echte, effectieve actie begint met jezelf te verplichten (proces 5). Heb je dat eenmaal gedaan, dan is het tijd om naar de volgende sociale processen over te gaan: het proces om je te focussen op het verkrijgen van controle over de omstandigheden, het proces van tegengaan, het proces van beloningen en het proces van helpende relaties. Bij actie krijgen we dus alle vier de resterende processen tegelijk. Kijk het nog even na in figuur 1 in aflevering 11. Het benutten van deze processen gaat het hele actiestadium door, net als bij het stadium erna, dat van het instandhouden. Maar hier eerst nog een algemeen punt.

Ook met de beste voorbereiding is succes bij actie niet verzekerd. Het is daarom goed je bewust te zijn van enige valkuilen die je erbij kunt tegenkomen. Prochaska noemt vier zaken die zelfveranderaars vast kunnen laten lopen:*

Neem de voorbereiding niet te gemakkelijk op. Omdat verandering voor veel mensen gelijk staat aan actie, negeren ze vaak de noodzaak van adequate voorbereiding. Zonder grondige voorbereiding gaat het meestal mis.

Verandering komt niet op een koopje. Sommige mensen hebben moeite om dingen op te offeren. Maar als het op een koopje kan, is het een verandering van niks. Echte verandering kost moeite en hoe meer moeite je je getroost in het stadium van overwegen en voorbereiding, hoe meer kans op succes bij actie je hebt. Een grote overstap maken kan niet alleen een hoop energie kosten, maar ook de pijn van de afkeuring van anderen meebrengen; bedenk dat angst en pijn op den duur ook weer overgaan.

De mythe van de toverstokje. Er zijn geen simpele oplossingen voor complexe gedragsproblemen. Toch fantaseren mensen over die ene ‘juiste’ techniek die verandering gemakkelijk zal maken.* We herinneren ons uit aflevering 5 dat er slechts negen sociale processen zijn, maar ontelbaar veel technieken om ze toe te passen. Je verlaten op een, enkele techniek is daarom onzinnig. Als je gelooft in zo’n toverstokje kan je zelf slechts één ontmoedigende conclusie trekken: dat je niet genoeg je best doet en daarom meer van hetzelfde moet doen.

Meer van hetzelfde is meteen de vierde valkuil. Als iets in het verleden een beetje geholpen heeft, leidt dat soms tot het geloof dat meer ervan nog betere resultaten zal geven. Maar gedeeltelijk succes garandeert geen houdbaarheidswaarde. Situaties veranderen. Het doet ons uit het oog verliezen dat er misschien andere, beter werkende technieken zijn. Uit onderzoek blijkt dat geen enkele methode effectief genoeg is om succes te garanderen. In het actiestadium moet je, net als in alle stadia, een verscheidenheid van technieken toepassen, elk op het geëigende moment, om het gewenste resultaat te bereiken.

Nu gaan we over op het bekijken van de vier veranderingsprocessen die bij het actiestadium horen, te beginnen met ‘tegengaan’.

Veel ongewenst gedrag heeft ook zijn voordelen, zoals dat het je helpt met emotionele pijn om te gaan. (Denk aan je pijn verdrinken.) Wanneer onvoorbereide zelfveranderaars een probleem aanpakken, krijgen ze er zo soms een ander voor terug. Iemand die zich zorgen maakt over de toekomst, zou bijvoorbeeld kunnen gaan roken of drinken. Dan kan bij wie dát niet wil de neiging opkomen om maar weer naar de oude situatie terug te keren. Als dat gebeurt kun je het proces van tegengaan te hulp roepen: door gezónde alternatieven voor je probleemgedrag toe te passen. Ook hier zijn er weer verschillende technieken beschikbaar. Prochaska noemt er vijf:*

Actieve afleiding. Dit is de meest gebruikelijke techniek. Bezig blijven, je energie op iets anders richten, alles wat je maar afleidt van je probleemgedrag hoort daarbij. De mogelijkheden zijn eindeloos: koken, muziek maken, opruimen, gamen, wandelen, lezen, enzovoort.*

Sporten en fitnes. Sporten is natuurlijk heel goed om te voorkomen dat je in plaats daarvan rookt of snoept, maar bij een project om je weinig duurzame leven te verbeteren is het wel gezond maar geen alternatief voor je algehele probleemgedrag.*

Ontspannen. Als sporten niet kan, bijvoorbeeld omdat je achter je laptop moet blijven zitten, is totale ontspanning misschien een mogelijkheid. Je komt er in een iets andere fysieke en mentale toestand door, die allerlei goede gevolgen heeft. Je krijgt ook een mildere kijk op je probleem.*

Omdenken. Als je van je verkeerde gedragspatronen af wilt, moet je ook van je vaste gedachtenpatronen afkomen. Net zoals sporten ongezond gedrag vervangt, vervangt omdenken negatieve gedachten door positieve. Het is een snel werkende techniek, buitenstaanders zien de toepassing niet en hij kost weinig energie. Je bent bijvoorbeeld bang dat anderen jouw verandering niet zien zitten. Dan moet je daar iets tegenover stellen. Bijvoorbeeld door jezelf de vraag te stellen: ‘Waarom maak ik me daar druk over? Is dat nu het ergste wat er gebeuren kan? Klimaatontwrichting is heel wat erger.’ Een boze partner is zo bezien niet fijn, maar ook niet het allerergste.*

Assertiviteit. Probleemgedrag kan uit jezelf komen maar ook door anderen aangewakkerd en gestimuleerd worden. Dat maakt dat zelfveranderaars zich soms moedeloos en hulpeloos voelen; ze durven die anderen niet goed tegen te spreken. (Denk even terug aan het type mens dat jij bent, uit aflevering 15.) Dan moet je leren assertief te zijn. Daarmee laat je zien dat ook jij recht hebt op jouw gedachten, meningen en bedoelingen en daarmee ga je je gevoelens van hulpeloosheid te lijf. Het maakt je minder boos, zelfbewuster en doet persoonlijke relaties juist goed. Wanneer je erkent dat alle mensen net zulke rechten hebben als jij, zul je assertiviteit niet verwarren met agressie. Bij niet-assertief gedrag hoort: ‘Jij telt mee, maar ik niet’, bij agressief gedrag is het ‘Ik tel mee, jij niet’ en bij respectvol assertief gedrag is het ‘Ik tel evengoed mee als jij’. Bij assertiviteit behoudt ieder zijn of haar rechten en is er evenwicht in de relatie. Effectieve assertiviteit biedt de ander de gelegenheid om jouw doelen te begrijpen en dat kan je helpen ze ook te bereiken. Als anderen niet snappen wat je beoogt en hoe ze je kunnen helpen, is het vrijwel zeker dat je ook geen hulp krijgt. Dat is waar het de relaties ook goed doet.

Hiermee komen we toe aan het volgende twee sociale processen bij actie, dat van het verkrijgen van controle over de omstandigheden en dat van beloningen.

Waar het bij het vorige proces van tegengaan gaat om je eigen reactie op een bepaalde situatie te beheersen, gaat het bij het proces van ‘controle over de omstandigheden’ om het veranderen van die situatie zelf. Beide zijn nodig. Gedragspsychologen vonden een eeuw geleden al dat de omstandigheden ertoe doen. Een drukke omgeving, bijvoorbeeld, maakt ook jou onrustig en vaak kan je iets doen aan zo’n omstandigheid. Het spreekt vanzelf dat een alcoholist die afkickt beter in een fitnesscentrum dan in een kroeg kan zitten.* Ook hier noemt Prochaska weer een drietal technieken:

Vermijden. Iets vermijden om de verleiding te ontlopen is verstandig gedrag. Het is geen teken van zwakte. Wilskracht testen is juist onverstandig.

Vingerwijzingen. Niet alles is te vermijden, zeker niet eeuwig. Uiteindelijk gebeurt er iets dat jouw probleemgedrag gaat triggeren en dat noemen we hier een vingerwijzing. Daar moet je je tegen wapenen. Dat gebeurt door er, stap voor stap, mee te leren omgaan. Lukt dat, dan verhoog je langzaam maar zeker je weerstand.*

Seintjes. We laten ons nu allemaal al door de tijd of de datum herinneren dat we bepaalde dingen moeten doen. Dat kunnen we ook doen bij ons verandergedrag. Een roker kan als seintje een bordje NIET ROKEN neerzetten. Het kan met: Ontspan je; doe je oefening; denk om …, maar ook met: ‘Hoeveel zonne-energie heb je (vandaag) gewonnen?’ ‘Wat is de meterstand na isolatie en goed gedrag?’ of ‘Heb je al iets van je takenlijst gedaan?’

Samenvattend doet ‘controle over de omstandigheden’ iets aan de vingerwijzingen die vooraf gaan aan het triggeren van probleemgedrag. Het proces van belonen doet juist iets aan wat er volgt om de verbetering te versterken. Bestraffen, zo leert de ervaring, helpt niet tegen verkeerd gedrag, maar belonen helpt wel aan goed gedrag. Het is onverstandig er geen gebruik van te maken. We moeten beloond worden als we afzien van allerlei consumptief gedrag om het klimaat te helpen. En dat gebeurt dan vooral doordat we geprezen worden voor onze goede daden. Ook hier zijn er weer een drietal technieken:

Steels zelfmanagement. Welk beter gedrag je ook wilt bereiken, als zich vingerwijzingen voordoen, adem diep in en beloon jezelf door te zeggen: ‘Je ontspant je goed zeg’ of ‘Volhouden joh’. Deze mentale schouderklopjes zijn voorbeelden van steels zelfmanagement.

Belonen volgens afspraak. Een kind dat van zijn vader duizend euro krijgt als het niet gaat roken, is een duidelijk geval van belonen volgens afspraak. Je kunt ook beloven jezelf te belonen. Maar voor wie wil consuminderen mag de beloning voor goed gedrag (of voor het mijden van slecht gedrag) geen budget zijn om eens lekker uit de band te springen. In verband met onze Westerse klimaatschuld is het misschien een goed idee de beloning aan OxfamNovib of Milieudefensie te geven (al is het dan eigenlijk een aflossing van schuld).

Stapsgewijs aanpakken. Stapje voor stapje je gedrag verbeteren zal waarschijnlijk beter lukken dan in één keer het juiste willen bereiken. Die eerste stap zal misschien nog gemakkelijk lijken, het belonen niet waard, maar dat moet je toch doen. Daar leg je het fundament en direct met belonen beginnen helpt je bij latere verzwakking minder ver terug te vallen.

Zo komen we bij het laatste proces, dat van helpende relaties.

Actie is de drukste periode van verandering. Meer dan ooit heb je nu de steun nodig van helpende relaties. Stel je je probleem voor als een oude piano die over een trap naar beneden moet worden getild. Dat kun je niet doen zonder om de hulp van wat vrienden te vragen. Zoiets geldt ook voor jou.

Begin ermee de last van verandering te delen door in het voorbereidingsstadium je voornemen bekend te maken. Bespreek je plannen en doelen met de mensen die in jouw leven tellen. Ga er niet van uit dat je partner of welke naaste dan ook uit zichzelf precies door zal hebben wat jij wilt bereiken.* Vertel het ze, en wees duidelijk. Vergeet daarbij niet dat verandering een reddingsoperatie is. Laat anderen daarom weten dat hoe angstig, irritant, verward of moeilijk jij ook wordt, je hun steun graag wil en hard nodig hebt.

Er zijn wel een paar manieren te noemen waarop helpers je van dienst kunnen zijn:

Pas de technieken van het tegengaan (uit aflevering 29) samen toe.

Vorm een team. Als twee mensen als een team aan verandering werken, bereiken ze vaak meer dan elk afzonderlijk.

Pas je huishouden aan. Als je als gezin samen verleidingen het huis uit doet en beloningen binnen haalt, creëer je een geweldig pluspunt.

Schrijf het op. Wat opgeschreven staat heeft meer ‘geldigheid’ dan wat alleen gezegd wordt. Je schrijft een zelfveranderingscontract waarin je precies zegt wanneer je begint, wat je wilt bereiken, welke technieken je gaat toepassen bij het tegengaan en welke beloningen je gaat gebruiken. Je schrijft ook precies op welke hulp je van je helpende relaties gaat krijgen. Check dat bij ze, want dit wordt ook voor hen een moeilijke tijd.

Krijg steeds schouderklopjes. Zelfveranderaars missen vaak een doorlopende ondersteuning. Geef ze daarom bij elk stapje vooruit een schouderklopje, adviseert Prochaska. Dat kan in allerlei vormen, ook indirect: helpers kunnen hoog over jou opgeven tegenover anderen, of hun kritiek opvangen namens jou. Aaien over de bol, kleine cadeautjes, een omhelzing, dat zijn allemaal nuttige schouderklopjes.

Helpers moeten niet op de beschuldigingstour gaan. Vitten, zeuren, beleren en beschamen zijn geen manieren om steun te verlenen. Schrijf in het contract dat helpers dat niet mogen doen, ook al is het met de beste bedoelingen.

Blijf positief. Soms zijn helpers stil om dan ineens kritisch te worden als je iets fout doet. Vertel hen vooraf dat tegenover elk kritiekpunt minstens drie complimenten moeten staan.

Zoek hulp bij een groep. Dat moet je zeker doen als je weinig ‘eigen’ helpers hebt. Praten en samenwerken met mensen die met dezelfde problemen worstelen kan je versterken, over moeilijke punten heen helpen en je herinneren aan de goede kanten van de verandering. Zo’n groep hoeft geen formeel gebeuren te zijn; elk groepje dat iets samen doet, voldoet.

Welke helpende relaties je ook kunt gebruiken, ze zijn van vitaal belang om je door het actiestadium te slepen.

Hiermee sluiten we het actiegedeelte af.

Helpende relaties blijven ook bijzonder werkzaam wanneer je gedurende het stadium van instandhouden je korte-termijn-veranderingen omzet in lange-termijn-revisies.

Je verandering in stand houden is minstens zo belangrijk en zo zwaar als de actie zelf was. Succesvol veranderen houdt in dat je die veranderingen ook in stand houdt, niet maanden, maar jaren lang, de rest van je leven. In stand houden is geen statisch stadium waarin je stil op de bres staat tegen ongewenst gedrag. Het is eerder een nogal drukke, actieve periode van verandering, een waarin het nodig is dat je nieuwe methoden leert om tegen de zaak opgewassen te zijn. Met het bereiken van het stadium van het in stand houden ben je pas halverwege.

Net als in de andere stadia zijn er negatieve reacties die je engagement doen verslappen en tot mislukking leiden. Gelukkig zijn er ook strategieën om aan lange-termijn-instandhouden te werken. Ja, de verandering instandhouden is zwaar, maar het kan wel en het is de moeite zeer waard.

Alle zes stadia van verandering vereisen een serie taken, een bepaalde periode om ze uit te proberen en een zekere portie energie en toewijding. In stand houden bouwt voort op actie. Hoe moeilijk het ook is, simpel afzien van ongewenst gedrag volstaat niet om er voor altijd vanaf te zijn. Bijna al die negatieve gewoontes zijn ooit in wezen onze vrienden geworden, onze geliefden soms. Ze spelen een belangrijke, soms overheersende rol in ons leven. Om ze echt uit te bannen moeten we onze gedragsproblemen vervangen met een nieuwe, gezondere/meer duurzame levensstijl. Deze strategie begint in het actiestadium met het proces van tegengaan, maar daar blijft het niet bij. We kunnen verkeerde gewoontes proberen te ontlopen, maar dan blijven we naar ze verlangen. Je moet wel heel wat wilskracht hebben, en die heel lang volhouden, om dat gemis de baas te blijven. Dan móeten we bijna wel een keer bezwijken voor de verleiding.

Om gedurende het stadium van instandhouding sterk te blijven moet je inzien dat je nog steeds kwetsbaar bent, gevoelig voor je probleem, ook al bouw je een nieuw leven op waarin je oude gedrag niet meer telt. Het grootste gevaar komt gewoonlijk van sociale druk, bijzondere omstandigheden en innerlijke uitdagingen.

Sociale druk komt van je omgeving als ze daar hetzelfde probleemgedrag blijven vertonen, of als ze niet inzien wat voor invloed dat probleem op jou heeft.

En bij bijzondere omstandigheden moet je denken aan situaties waarin je met een ongewone, intense verleiding wordt geconfronteerd. Vergeleken met het actiestadium zijn dit verleidingen die je niet ziet aankomen – zo weinig komen ze voor – die een serieuze bedreiging vormen voor je zelfvertrouwen, je overtuigingen en je toewijding.

Intern zijn er drie uitdagingen die je vaak doen terugvallen: overmoedig zijn, dagelijkse verleiding en jezelf de schuld geven. Elk van de drie is een spel in het hoofd van mensen die onbewust met de gedachte spelen om terug te vallen. Het is dus van belang dat je deze drie uitdagingen in de gaten hebt en ertegen op wacht staat. Besef dat je niet zo sterk bent als je wel denkt. Waak ervoor dat je verleidingen steeds onnodig tegenkomt. En ligt misplaatst zelfverwijt op de loer, dan is dat een van de beste indicatoren dat er terugval te verwachten is. Ironisch genoeg helpt jezelf een beetje, terecht de schuld geven soms om het proces van jezelf verplichten weer aan te wakkeren. Maar teveel is verkeerd.

Over naar de processen bij het stadium van instandhouden.

We hebben in de voorgaande stadia alle processen wel eens toegepast. Instandhouden geldt nu ook letterlijk als het blijven toepassen van die processen. Je moet jezelf blijven verplichten. Omdat in het stadium van instandhouden de uitdagingen niet meer constant voorkomen, verslapt je waakzaamheid maar al te gemakkelijk. Mensen zij heel goed in het vergeten van pijnlijke passages in hun vroegere leven, wat gewoonlijk een zegen is, maar in verband met het instandhouden juist niet. Als je de enorme inspanning vergeet die het je kostte om te veranderen, ga je alles veel te zonnig inzien, en ga je voor de bijl als de verboden vrucht zich aandient.

Zelfveranderaars kleineren vaak hun eigen verdienste omdat ze niet precies weten wat ze nu eigenlijk gedaan hebben om te veranderen. Maar daarmee accepteren ze ook niet de verantwoordelijkheid ervoor, en dat ondermijnt hun zelfvertrouwen èn hun engagement. Dat ze wilden veranderen kwam ‘zomaar’ in ze op, en de uitvoering gebeurde ook ‘zomaar’.* Ze moeten zich daarom dwingen om zich alles wat ze ervoor gedaan hebben precies te herinneren. Dan weten ze hun eigen rol weer en voelen zich verplicht vol te houden. Hoe doe je dat eigenlijk, jezelf blíjven verplichten?

Schrijf eerst alle moeilijkheden maar eens op, die je in het begin bij je veranderen tegenkwam. Bekijk ook de lijst nog eens die je eerder maakte van je eigen ontwikkeling en de negatieve kanten van je probleemgedrag. Bewaar beide lijsten en bekijk ze zo nu en dan, vooral als je terugval voelt aankomen. In het stadium van instandhouden kan dit werken als een psychische aansporing.

Ten tweede gun je jezelf de eer van wat je bereikt hebt, helemaal. Bij instandhouden ga je jezelf niet verwijten dat je problemen had, maar zie je je verandering als jouw verdienste en jouw prestatie. Gebruik nieuwjaarsdag, je verjaardag, of de dag dat je begon als een moment om stil te staan bij dat succes; doe dat misschien liever zelfs elke maand een keer.

Tegengaan gaat ook in dit stadium hand in hand met het zorgen dat je controle hebt over de omstandigheden. Houd verleidingen op gepaste afstand. Denk na voor je je in moeilijke situaties begeeft. Met het vorderen van het stadium van instandhouden zul je je hier beter tegen opgewassen voelen. Maar je wordt er nooit helemaal immuun voor verleidingen, dus het blijft oppassen. Juist bij stress sta je minder sterk. Daar moet je dus mee leren omgaan door je af te leiden en te ontspannen. We hebben het hier al over gehad in de vorige afleveringen. Het is vaak verbazingwekkend hoeveel verschillende dingen je hierbij kunt doen (waar je misschien eerder nooit tijd voor had).

Pas op voor negatieve gedachten over jezelf. Je houding tegenover je probleem blijft in het stadium van instandhouden even belangrijk als ervoor. Als alles goed gaat hebben de voordelen de overhand gekregen. Problemen lijken nu misschien iets van het verleden. Hier blijft gelden dat je jezelf nu niet moet gaan wijsmaken dat het allemaal zo erg niet was. Zulke negatieve gedachten mag je geen vaste voet gunnen. Dat doe je door te proberen consistent en eerlijk tegenover jezelf te blijven. Blijf jezelf regelmatig herinneren waarom je het doet. Laat je helpers je er op wijzen. Raadpleeg die lijsten van moeilijkheden en je eigen ontwikkeling nog maar eens.

En denk eraan: hoe slimmer je bent, hoe beter je jezelf voor de gek kunt houden.

Het stadium van instandhouden wil niets minder bereiken dan de verandering blijvend maken, een onderdeel van je persoonlijkheid, je eigenheid. Dat mag dan het ideaal zijn, het lukt zelden zonder een valse start of een stel fouten. De meeste mensen maken zo nu en dan een misstap. Dat is misschien niet zo mooi, maar je kunt je ervan herstellen, ervan leren, en dan weer verder gaan op weg naar je doel van permanente verandering. Dan moet je wel zelf de verantwoordelijkheid voor die misstappen nemen. Je moet erkennen dat je kwetsbaar blijft, maar ook zien dat één misstap niet hetzelfde is als algeheel falen.

Je gaat eigenlijk door een rouwproces heen als je je oude gewoontes afzweert. Je moet afscheid nemen van die oude levenswijze als van een vriend die overlijdt. Daar kun je soms wel wat hulp bij gebruiken. Maar in dit stadium zien je naasten minder goed wat je doormaakt. Ze gaan je zitten feliciteren met wat je bereikt hebt, terwijl jij misschien rouwt.

Het is nu meer dan ooit belangrijk om een begrijpende helper te hebben. Daarom werkt Anonieme Alcoholisten in dit stadium zo goed. En zo zou het ook kunnen zijn met klimaatgespreksgroepen. Prochaska noemt weer een paar manieren waarmee helpers je van dienst kunnen zijn.

Pas je contract aan. Breidt het contract met je helpers uit, zodat ze toestemming en zelfs de verantwoordelijkheid hebben om je te confronteren als je trekjes van je oude gedrag begint te vertonen. Ze kunnen je waarschuwen voor overmoedigheid zodat je verleidingen uit de weg blijft gaan.

Houd je helper alert. Maak een ‘crisiskaart’. Schrijf hierop een lijstje van de negatieve aspecten van je probleem, plus instructies wat de helper kan doen bij afglijdend gedrag (zoals positief denken stimuleren, de voordelen benoemen, afleiding bieden). Geef je helper bij nood de kaart.

Oefen nieuw gedrag. Helpers kunnen je ook helpen verleidingen te confronteren voordat ze echt optreden. Dit doe je met rollenspel, waarbij je nieuwe reacties uitprobeert. Helpers wijzen je er dan op als je smoesjes zit te verkopen. Helpers moeten de veranderaar hierbij tenslotte duidelijk ‘nee’ tegen de verleiding laten zeggen; dit kan verbaal en non-verbaal (door hard op een kauwgumpje te gaan kauwen).

Help iemand anders. Het lijkt misschien onlogisch om als veranderaar nu zelf iemand anders te gaan helpen, maar veel mensen melden dat anderen helpen de sleutel vormt om zelf de verandering vast te houden. Het is een verfrissende, zelfrespect verhogende ervaring dat je niet alleen jezelf kunt helpen, maar ook anderen.

Tenslotte een opmerking over geduld en doorzetten. Veel van het gedrag dat we graag veranderen komt voort uit ons korte-termijn-perspectief. We willen instantbevrediging, zonder aan de gevolgen op lange termijn te denken. Dit soort denken helpt niet bij het instandhouden aan verandering. Bij instandhouden horen juist geduld en doorzetten. Er zit ook iets geruststellends in de gedachte dat je een langdurig proces door moet: het hoeft niet allemaal onmiddellijk goed te gaan. Als je in dit stadium terugdenkt aan hoe lang het duurde om door de stadia van overwegen en voorbereiding heen te komen, sta je weer met beide benen op de grond.

Ook al duurt het jaren, dat betere leven ga je bereiken.

Tachtig procent van de zelfveranderaars lukt het niet om hun verandering permanent te maken. Een ruime meerderheid kent terugval. Dat ligt gedeeltelijk aan het feit dat de meeste veranderaars het zelf moeten uitzoeken. Ze zijn zich gewoonlijk niet bewust dat er zoiets als stadia en bijbehorende processen zijn, met technieken die ze kunnen toepassen. Ze proberen eigenlijk maar wat, en maken dan veel fouten. Dat is natuurlijk bijzonder frustrerend, want je doet hard je best en dan helpt het niet. Wat te doen?

Terugval moet je aan het denken zetten over wat je misschien niet goed doet.

Zelfveranderaars doen er beter aan de in dit artikel gegeven informatie tot zich te nemen en zich erdoor te laten leiden. Dan benut je de wijsheid van duizenden zelfveranderaars die je voorgingen en van de deskundigen die het voor je op een rijtje hebben gezet.

Onderzoek leert ons dat veel te veel mensen in het stadium van het overwegen blijven steken. Wat je daarin leert moet je ook durven vertalen in actie, anders word je een eeuwige overweger. Het goede aan mensen die naar dat stadium terugvallen, is dat ze over het algemeen wel weer tot actie willen overgaan. Ze durven het risico aan want hun ervaring schenkt hen kracht en moed.

Wie aan veranderen begint, realiseert zich meestal niet wat een enorme hoeveelheid tijd, energie en geld het kan gaan kosten. Het gebeurt niet zo maar even, het lukt niet met weinig moeite en het kan grote investeringen vergen. Je vergeet al gauw dat je ook ander gedrag moet ontwikkelen, om het gedrag dat je kwijt wilt te vervangen (en dat toch een belangrijk deel van je leven uitmaakte). Wilskracht is daarbij niet genoeg.

Zonder de juiste informatie over zelfverandering kan je de verkeerde technieken kiezen of ze op het verkeerde moment toepassen. Gebruik wilskracht niet om iets te willen wat niet kan, zoals om iets terug te draaien wat vroeger is gebeurd. Dat is een prima manier om woede, angst of depressie op te wekken, maar erg onpraktisch als strategie voor zelfverandering. Even onpraktisch is het om de ene vorm van slecht gedrag te vervangen door een ander, toch iets wat best vaak voorkomt.

Er zijn ook altijd complicaties. Problemen hangen vaak met elkaar samen, het ene veranderen heeft gevolgen voor het andere. Daar staat gelukkig tegenover dat algemene problemen algemene oplossingen hebben: de technieken kunnen variëren, maar de processen blijven dezelfde. Wat voor roken geldt, gaat ook op voor drinken; wat je doet bij externe sociale druk, kun je ook doen bij interne emotionele druk. En het zou dus ook moeten opgaan voor klimaataanpassing.

Je verandering volgt ook geen rechte lijn. Je volgt eerder een wenteltrap omhoog, net zoals je niet in een keer, maar in stappen en fasen, volwassen wordt. Slippertjes horen daar bij. Een stap terug betekent niet dat je gefaald hebt. Je hebt een slag verloren, niet de oorlog. Er is geen enkele reden om bij de pakken neer te gaan zitten. Schuldgevoel en zelfverwijten zijn bovendien heel ineffectief bij zelfverandering. Ze vormen eerder een blok aan je been. Net als sociale druk dat kan zijn trouwens. Als je omringd bent door mensen met hetzelfde probleem als jij, gaan ze jou niet steunen maar afremmen.* Aangezien de meeste gevallen van terugval worden veroorzaakt door gevoelens van ongemak en sociale druk, moet je ervoor zorgen dat je de afweer tegen deze formidabele krachten opneemt in je actieplan, vooral als het je al een paar keer eerder genekt heeft. Dan is er een mengsel van ontspanningsoefeningen, assertiviteit en tegengaan-technieken nodig. Zoek anders misschien een andere omgeving op.

Aan veranderen vanwege de komende klimaatontwrichting zal geen einde komen. Van werkelijk afronden kan dan ook geen sprake zijn. Vandaar dat we hier verder geen aandacht besteden aan wat formeel Prochaska’s zesde stadium is. Hij doet dat zelf ook nauwelijks. Het moet maar genoeg zijn om te bedenken dat je de laatste vier processen hier tegelijk moet blijven toepassen.

Laten we nu nog wat beter kijken naar klimaatbeleving en verandering en vervolgens wat we geleerd hebben proberen toe te passen bij Jan, die vanwege de klimaatontwrichting zijn leven wil beteren.

De klimaatverandering is de publieke ruimte binnen getreden, bijna steels maar onhoudbaar. Je hoort er in de media nu regelmatig over spreken als over een voldongen feit. En dat doordringen zal alleen maar verder gaan. Maar het is tegelijk nog heel incidenteel en oppervlakkig. Het is voor de meesten nog amper het stadium van vóór het overwegen. Je hoort ook aan de lopende band beweringen die duidelijk maken dat de betekenis van klimaatverandering niet is doorgedrongen. Overwegers worstelen dan ook om het probleem te doorzien. Wat hebben zij te maken met de oorzaken en wat met de oplossing?

Ver vooruit kijken is er zelfs bij deskundige politici nog niet bij. Ik noemde elders al de omgang met het nieuwe pensioenstelsel en het afbetalen van de coronaschulden als zaken die ze nog gewoon denken tot in de volgende generatie te kunnen plannen. Hoe onwerkelijk is dat? Ook als het over de hoogte van de dijken gaat, is er altijd een eindpunt in zicht, bijvoorbeeld het eind van de eeuw, alsof het smelten van Groenland intussen niet al onomkeerbaar is geworden. Of we doen zelfs heel gewoon over het feit dat de helft van Nederland zal onderlopen.

Geen wonder dat de meeste mensen zich eigenlijk geen raad weten met het klimaat. Zij stellen hun gedrag nog helemaal niet ter discussie.* Zij zijn niet op de hoogte van het precieze effect van hun gedrag. En ze zijn er helemaal nog niet aan toe om verantwoordelijkheid te nemen voor hun gedrag en dus eventueel te willen veranderen. De eigenlijke bewustwording moet nog komen.

Maar door dat doorsijpelen, zal dit ten slotte allemaal gaan veranderen. Hoe snel dat gaat moeten we afwachten. Het IPCC-rapport van 2021 kan ons misschien emotioneel gaan wakker schudden, net als de erop volgende publiciteit rond de klimaatconferentie in december 2021 (als die door kan gaan). Maar het zal vooral afhangen van wat de volgende regering gaat doen, en daar kun je best somber over zijn. Die overheidshulp is eigenlijk onontbeerlijk.

Pas als de overheid het klimaat behandelt zoals ze dat – ook weer onnodig laat – bij het roken deed, kan er sprake zijn van sociale bevrijding. Juist van de nieuwe, griezelige situatie moet een vertrouwde omgeving gemaakt worden. En dat betekent bijvoorbeeld dat heel veel reclame verboden zou moeten worden, juist omdat die je onzeker maakt. Dat is gewoon een vorm van het proces van tegengaan, het veranderen van de situatie zelf, zodat je controle krijgt over de omstandigheden. De overheid kan je verplichten door klimaatdukaten in te voeren. De overheid zou ook kunnen belonen. Maar de overheid heeft zelfs bij de coronacrisis weinig besef getoond van de onzekerheid en de angst die de hele situatie meebrengt. Dus ook bij het klimaat gaat het onnodig laat worden.

Waarom zouden mensen dan nu zo nodig eens goed in de spiegel moeten kijken? De voordelen van hun huidige levenswijze zijn helder, de (hier terzake doende) nadelen (met betrekking tot het klimaat) zijn veel minder helder. Omgekeerd is het hele alternatief van wat er voor de huidige levenswijze in de plaats moet komen niet helder, dus de voor- en nadelen daarvan al helemaal niet. Zodoende zijn er nauwelijks vragen voor de spiegel.

Toch gaat het ervan komen dat steeds meer individuen de fase van de voorbereiding gaan halen, omdat ze afwijkende inzichten hebben (gekregen). En dan is het zaak die mensen met elkaar in verbinding te stellen, zodat ze elkaar tot steun kunnen zijn en van elkaar kunnen leren. Dit is een taak die milieu-organisaties zich al wel stellen, maar waarschijnlijk niet precies vanwege de context van dit artikel. We mogen hopen dat zij in staat zijn om eenieder daarbij zijn of haar eigen plan te laten opstellen. De helpende relaties zullen voorlopig uit de particuliere hoek moeten komen. Toch komt het op gang.

Aan de stadia na die we hierboven noemden en de bijbehorende processen zijn wij nog lang niet toe. Beter is het misschien om een hypothetisch geval van een voorloper te beschrijven.

Jan* heeft begrepen wat er mis gaat met het klimaat en hij denkt na over zijn leven.* Hij verwacht in de nabije toekomst al een crisis, zoals dat beschreven wordt bij de Deep Adaptation van Jem Bendell (vanaf aflevering 18 in het vijfde artikel van de serie ‘Kroniek van een aangekondigde zelfmoord’). Jan heeft ook die titel van de serie begrepen: er zijn enorme maatschappelijke barrières die een gerichte, fundamentele aanpak van het probleem blokkeren. Die radicale aanpak komt er voorlopig niet. Hij is het eens met de stelling van Jaap Tielbeke dat een beter milieu niet bij jezelf begint (aflevering 17). Tielbeke stelt dat het probleem te groot is om het aan individueel gedrag over te laten (al of niet met een nudge van de overheid). De overheid lijkt intussen stiekem te hopen dat het volk het wel zelf doet, dan kan zij de successen claimen, net zoals ze dat doet bij de goedkope stroom van windmolens. Jan ziet in dat die overheid gevangen zit in het paradigma van de oneindige groei.*

Toch vindt hij het al te gemakkelijk om alleen maar lid te worden van Milieudefensie en zijn best te doen zijn voetafdruk een beetje te beperken. (Je denkt nu misschien: die Jan, dat is vast Jan van Arkel. Maar dat is niet zo, want Jan is van middelbare leeftijd. Hij heeft een goede baan, prettig werk, een paar fijne collega’s, uitstekende arbeidsvoorwaarden en een auto van de zaak. Hij heeft ook een zonnige natuur.)

Jan heeft zich dus ingelezen in alles wat er op ecologisch gebied mis gaat en is tot het besef gekomen dat het soort werk dat hij doet bijdraagt aan die verslechtering. Jan ziet dat hij teert op de zakken van toekomstige generaties en bij hem groeit het idee dat dat ethisch onverantwoord is.

Jan is de fase van vóór overwegen hier duidelijk gepasseerd. (In aflevering 41 bekijken we nog even hoe dat ging.) Bij het overwegen heeft hij inmiddels de ultieme consequentie van zijn denken bijna aanvaard: hij moet zijn leven anders gaan inrichten. En zijn belangrijkste conclusie is dat hij zijn baan moet gaan opzeggen. De voordelen van die baan zijn duidelijk genoeg en niet te verwaarlozen: een hoog inkomen, een grote bestaanszekerheid, een eigen huis, status, de mogelijkheid om naar verre oorden op vakantie te gaan. Maar in sommige van die voordelen is Jan al een nadeel gaan zien: die status kan hem gestolen worden. Als hij op zo’n foute manier verworven wordt, voelt deze vies, als gestolen waar. En dat vliegen voelt ook al niet lekker meer. Elke keer als hij instapt, ervaart hij een schuldgevoel. En zou hij niet met wat minder toekunnen? Zo moeilijk zal dat toch niet zijn? Hij heeft ten slotte de zekerheid van dat eigen huis achter de hand. Zou hij het aandurven om te switchen naar ander werk? Zou het hem gelukkiger maken?

Daar komen ook de bedenkingen. De expertise waarmee Jan in zijn werk zo goed scoort is wel erg specialistisch, nogal verkeerd gericht, amper bruikbaar voor een betere toekomst. Dat wordt dus omscholen. Maar naar wat? Voor welk werk is hij geschikt? Welk werk zou hij leuk vinden? Zou hij het even leuk vinden als wat hij nu doet? Eigenlijk is zijn werk puzzelen. Daar is hij goed in. Zijn collega’s komen vaak naar hem toe om zijn advies te vragen. Dat streelt zijn ego natuurlijk wel. Krijgt hij dat straks terug?

Wat is het toch jammer dat zijn capaciteiten voor zulke funeste producten gebruikt worden. Lang heeft hij gedacht dat het nog ten goede kon worden veranderd. Maar daar is hij overheen. Waar hij nu werkt is het hele bedrijfsmodel verkeerd gericht, ziet hij nu, en het levert zoveel winst op dat ze dat echt niet gaan veranderen.

De eerste stap is duidelijk gezet.

Nee, erover piekeren of er binnen zijn huidige kader een oplossing bestaat, dat stadium is Jan voorbij. Hij moet nu leren om niet terug te kijken naar wat hij verliest, maar vooruit, naar wat hij te winnen heeft.

Dus: bestaat er wel een nieuwe baan die op hem ligt te wachten? Moet hij inderdaad omscholen? Naar wat? Hoeveel tijd zou dat kosten? Kan hij dat financieel hebben, als hij bijvoorbeeld een jaar moet studeren zonder inkomsten?

Wel jammer dat hij dan het contact verliest met (bijna) al zijn huidige collega’s. Het gros ervan snapt niet wat hem bezig houdt, wat hem bezield dat hij zijn baan wil opzeggen. ‘Zo slecht is het toch niet gesteld?,’ zeggen ze, ‘ik zie nog weinig problemen met dat klimaat hoor!’

Jan is onzeker over de stap die hij moet zetten. Bij nieuw werk bouw je natuurlijk wel weer nieuwe relaties op, maar je weet wat je nu hebt en het is moeilijk je een voorstelling te maken van wat je krijgt, hè. Vooral als je nog niet eens precies weet wat voor werk je überhaupt zult gaan doen. Zullen die mensen mij wel liggen, en zullen ze mij accepteren, met mijn verleden? En dat is pas na die cursus. Misschien maak je dáar wel goed contact. Het zullen misschien geestverwanten zijn, bij zo’n cursus, maar erna zullen die contacten wellicht net zo gemakkelijk weer verdwijnen.

En wat vinden ze er ‘thuis’ van? Jans partner ziet het probleem ook wel, maar heeft moeite er ‘doorheen’ te kijken en is bang om er erg op achteruit te gaan. Zij wil wel dat hij gelukkig is. Hoeveel heeft ze daar precies voor over en hoe flexibel is ze? Jan moet echt met haar gaan praten, maar stelt dat liever nog even uit. (Liever gaat hij nog maar een keer gezellig picknicken zonder moeilijke discussies.) En het zal vast niet bij één goed gesprek blijven. Ze moeten samen een heel proces door, dat beseft Jan wel. En hoe meer hij daarin de motor van de verandering is, en hoe meer dat aan hun oude leven knaagt, hoe moeilijker het misschien voor zijn partner wordt.

En dan heb je de kinderen. Niet alle kinderen zijn zo milieubewust als ze in de media wel eens worden voorgesteld. Juist zijn kinderen zijn bepaald geen klimaatdemonstranten. Zij houden meer van luxe en lekker makkelijk. Eigenlijk zijn ze verwend, vindt Jan. Ze hebben nooit een slechte tijd meegemaakt. In plaats daarvan zeuren ze om niets. Ook met hen zal hij eens ernstig moeten gaan praten. Ten slotte doet hij het ook juist voor hen, voor hun toekomst. Jammer is dat kinderen niet de rijpheid hebben om wat verder vooruit te kijken, en in de puberteit toch al onhandelbaar zijn. Moet hij die periode even afwachten misschien?

Hoe hij dit alles moet aanpakken, wordt niet alleen denkwerk voor mezelf, beseft Jan. Hier heeft hij duidelijk raad nodig, maar waarschijnlijk niet van een doorsnee therapeut. Het is prettig dat hij tenminste een broer en ook nog een zus heeft die met hem willen meedenken en die hem willen steunen. Dat is tenminste iets dat houvast geeft. Goede raad en onvoorwaardelijke steun, dat kan hij wel gebruiken in wat hij gaat doen.

Een paar vrienden en buren zullen zich vast van hem afkeren als hij die mooie auto niet meer heeft. Ach, daar komt hij wel overheen. Hij had toch al geen echte gesprekken met sommigen van hen. Nee, wat hij moet opzoeken, is een groep geestverwanten, mensen die misschien hetzelfde veranderingsproces door willen gaan. Dat lijkt Jan wél een plek om nieuwe vrienden op te doen.

Bij veranderen, ook als je op één ding wilt concentreren, komen tal van vragen op, die breed kunnen uitwaaieren.

Jan zit naar de tv-serie over de Chinezen van Ruben Terlou te kijken en hij voelt zich klein. Die Chinezen werken allemaal minstens twaalf uur per dag; althans dat beweren ze. Als een miljard Chinezen dat blijven doen, zal het moment dat er in China niets meer te ontginnen valt en dat de bodemvruchtbaarheid onder een minimum daalt, toch wel snel in zicht komen, vreest Jan. Ze zijn niet voor niets begonnen op serieuze schaal de rest van de wereld leeg te roven. En hoe machtiger het wordt, hoe minder China zich iets door anderen laat gezeggen.

Jan herinnert zich hoe ze de klimaatconferentie in Kopenhagen hebben laten mislukken.* Dat was in 2009! Dat deden ze eigenlijk alleen maar om te laten zien dat ze meetelden. Kan je nagaan hoe dat nu is, met een economisch verdubbeld China en een aftakelend Amerika. Zouden ze in China nu echt niet zien dat ze hun eigen graf graven? Aan hun natuurbeleving is in elk geval wel een steekje los.

Hoe dan ook, Jan voelt zich er nietig bij (ook ten opzichte van de rest van de consumerende Nederlanders trouwens en onze eigen nationale economische ambities). Doet het er wel toe of hij het anders, beter wil doen? Zijn eigen bijdrage gaat het verschil niet maken. Maar dan denkt hij aan het schuldgevoel dat hem bevangt in zijn huidige, verkeerde baan.

Moet hij soms activist worden in plaats van een andere baan zoeken? Dan kan hij bovendien flinke bedragen sparen om de actie te steunen. Maar daar speelt zijn ethisch gevoel bij op: met kwaad geld het goede proberen te doen, is niet koosjer, dat deugt niet (net als bij die goede-doelen-loterij). En activisme is eigenlijk niets voor hem. Het hoort niet bij zijn persoonlijkheid. En hij is er heilig van overtuigd dat je werk moet zoeken dat zo goed mogelijk bij je past.

Eigenlijk is het andersom, denkt hij, je hebt bepaalde capaciteiten, dingen waar je beter in bent dan in andere. Die passen bij je, omdat je vreugde put uit de mooie resultaten die je daarmee boekt. Dan voelt het als goed werk, in de zin van werk van uitstekende kwaliteit. Activisme past op die manier bekeken niet bij mij, vindt Jan, ik zoek iets anders.

(Het is de vraag of Jan wel overziet wat er allemaal niet bij activisme komt kijken. Er zijn zoveel verschillende aspecten aan, dat er voor bijna iedereen wel een passende en bevredigende rol is weggelegd – zolang de professionals of leiders van de organisatie hun vrijwilligers maar als evenwaardige gelijken behandelen die meegroeien in de actie.)

Wel beseft Jan dat hij niet alles overhoop moet gaan halen. Er is zoveel dat je in verband met de klimaatimpact eigenlijk zou moeten doen of laten, dat het je boven het hoofd zou groeien als je alles tegelijk probeert te doen. Ik moet ergens voor kiezen, en me daarop concentreren, denkt hij. Tegelijk ziet hij overal om zich heen dat mensen op één punt hun leven zuiverder maken en daar dan zo tevreden over zijn, dat ze het daarbij laten en zelfs extra zondigen op andere punten omdat ze dat ‘verdiend’ hebben met hun goede gedrag.* Dat wil hij wel beter doen.

Dan valt zijn oog op een krantenartikel over de ‘Box van de boer’ in de NRC.

Jan leest de krant. Het artikel dat Jans aandacht trekt begint zo: ‘Eten uit de “korte keten”, dus direct van de boer en tuinder, nam in 2020 een hoge vlucht. Maar de keten kort houden én groeien is niet eenvoudig.’*

‘Hier prei, palmkool, paksoi. Vanochtend geoogst, de snijrandjes zijn nog nat,’ vertelt Stijn Markusse van Boerschappen in Breda. Tien mensen hebben de spullen bij de boeren opgehaald, vullen er nu kratjes mee en brengen ze met bestelbusjes naar 23 ophaalpunten.* Het idee is dus: verse, onbespoten waren, rechtstreeks van boeren uit de buurt, zonder tussenhandel en verpakkers naar de consument. ‘30 procent voor ons, 70 procent voor de boer’ zegt Markusse.

Ze groeien. Ze zijn nu met 55 man personeel, 11 busjes voor een paar duizend boxen per week.* Om verder te kunnen groeien, moeten ze over een groter gebied kunnen bezorgen, liefst in het hele land. Door samen te werken met andere initiatieven is dat in principe te realiseren.

Wat Jan nu interessant vindt, is dat Markusse vertelt dat hij ook de spanning wel ziet tussen landelijke ambities en de principes uit de ‘korte ketens’.* Je kunt discussiëren over welke ketens kort genoeg zijn. Markusse heeft in elk geval een interessante definitie: ‘Een keten die deugt’.*

Het artikel gaat verder over onderzoek, de rol van de Rabobank en de kringloopvisie van minister Schouten. Maar wat Jan interesseert is de ondernemersvisie van deze mensen uit de praktijk. Want er zijn verschillende problemen op te lossen. Consumenten vinden de producten toch nog te duur. Ze vergelijken ze met de supermarkt, die natuurlijk ook gewoon goede producten biedt. Daardoor is het moeilijk een groot klantenbestand op te bouwen. Als een nieuwkomer als Boerschappen niet continu alles kan leveren, haken mensen net zo gemakkelijk weer af. De klanten willen bovendien toegevoegde waarde, zoals complete boxen die hen met recepten en al ontzorgen.

‘Snelgroeiende bedrijven,’ zegt Martijn Rol van de Rabobank, ‘lopen vaak vast op de operatie: er zijn geen goede managementinformatiesystemen, er is geen beeld van geld dat wegloopt. Het zijn vaak bevlogen, creatieve mensen, maar niet iedereen kan evengoed managen.’ Na een subsidie voor de start te hebben verbruikt, valt het initiatief in duigen. ‘Iemand moet er van wakker liggen,’ zegt Markusse.

Ja, denkt Jan, hier zou ik met mijn expertise toch wel een bijdrage kunnen leveren. Van groenten en zo weet ik niets af, maar van managementsystemen des te meer. Ik ben ook nog eens een halve controller, dat moet schelen. Gretig leest hij verder.

De NRC vervolgt: En voor wie begint, is de grote vraag: hoe overleef ik de valley of death, het gevreesde niemandsland waar je wel kosten moet maken om door te groeien, maar nog niet de omzet hebt om dat te betalen? Je komt dan in een soort vacuüm. Markusse probeert de hobbels zelf te nemen, zonder hulp van investeerders. Logistiek is er één van, simpelweg genoeg bussen hebben. Ook heel belangrijk: goede software, een goed bestelsysteem. ‘We beginnen nu met datastrategie, zodat we de verkoop beter kunnen voorspellen en gecontroleerder kunnen groeien.’*

Zo’n initiatief overleeft alleen als de keten een eenheid gaat vormen: boeren en consumenten moet elkaar leren kennen, het als een gezamenlijk project ervaren. Daarover gaat het niet in het krantenartikel, maar Jan voelt duidelijk aan dat hieraan gewerkt zou moeten worden (met wat je doet met toch spuitende boeren en wispelturige klanten in het achterhoofd).* Dan deugt de keten pas, denkt hij. Ook op zulke punten kan hij beslist een bijdrage leveren.

Jan gaat er een paar dagen over piekeren of hij eens contact zal zoeken met deze Stijn Markusse (die het samen met zijn partner doet). Gelukkig woont hij bij hen in de buurt. Maar zullen ze hem, met zijn achtergrond, wel een gesprek gunnen?

Ga bij jezelf na waar je goed in bent, welk type werk je bevrediging zal schenken, hoe groot je behoefte is aan fijne collega’s, waar je jezelf over tien of twintig jaar nog steeds ziet functioneren.

Nog even ter herinnering, de stadia die je als zelfveranderaar door moet zijn: het stadium van vóór het overwegen; het overwegen; de voorbereiding; de actie; het instandhouden en het afronden. Hoe ging dat bij Jan?

Het begon bij Jan misschien met de film ‘Een ongemakkelijke waarheid’ van Al Gore uit 2007. Toen die film in de bioscoop kwam, zei het klimaat Jan niet veel. Wel begreep jij dat er ‘iets’ mee was, en dus dacht hij: laat ik die film maar eens gaan bekijken. Het werd hem daarbij duidelijk dat er kennelijk een probleem was, maar dat was niet zíjn probleem. Daar moest de overheid maar voor zorgen, net zoals die voor de landsverdediging moet zorgen – ook geen onderwerp voor Jan persoonlijk. Jan zat nog aan het begin van het stadium van vóór het overwegen.

Het bleef wel een beetje doorzeuren in zijn hoofd en er ontwikkelde zich bijna onbewust een nieuwe kijk. Die mentale overgang gebeurde doordat Jan twee dingen ging verbinden. De rol van de overheid en die van zijn bedrijf. Dat ging zo.

Je mag niemand vermoorden, en daarom heeft de overheid dat verboden. Dat verbod handhaaft de overheid met een groot apparaat van politie, rechters, therapeuten en gevangenissen. Toen in de vorige eeuw bleek dat het bestrijdingsmiddel DDT (waarmee in de Tweede Wereldoorlog nog hoofden werden ontluisd) op den duur dodelijk wordt in de voedselketen, verbood de overheid dat middel ook.* Kortom, de overheid waakt over de veiligheid, zorgt voor de bevolking. Dat is het sociaal contract.

En wat doen ze bij Jan op zijn werk? Precies het tegenovergestelde! Ze proberen de bevolking te tillen en dat lukt nog heel goed ook. Hij zoekt met zijn collega’s naar mazen in de wet, zodat het formeel legaal is, en zo moeilijk zijn die mazen niet te vinden.* En dat soort dingen gebruikt Jans bedrijf om de Nederlandse regels en de eigenlijke bedoeling van de wet te ontlopen.

Het gaat dan wel niet over regels betreffende moord en gif, maar het begon Jan te dagen dat het principieel niet verschilt. Erger nog, hetzelfde kader aan juridische zekerheid dat onze overheid biedt, wordt door zijn bedrijf misbruikt voor het tegenovergestelde.

Jan maakte met dit denkwerk grote stappen in het stadium van vóór het overwegen. Hij deed aan bewustwording, maar was daarbij nog niet toe aan het proces van sociale bevrijding. Dat kwam toen hij over alternatieven begon na te denken. Hij moest eigenlijk kappen met dit werk. In eerste instantie vervulde dit idee hem met angst. Hij zag vooral de nadelen; het leek wel of hij een soort rouwproces doormaakte.* En zolang hij zich concentreerde op die nadelen – we hebben ze hierboven al genoemd: onder andere verlies van inkomen, status, zekerheid en vrienden – zolang kwam Jan niet uit dit stadium. Prochaska noemde het in aflevering 25 bij het eerste principe van vooruitgang: ‘om over te gaan van het stadium van vóór het overwegen naar het stadium van overwegen moet je je perceptie van de voordelen van gedragsverandering opschroeven. In dit stadium hoef je je niet druk te maken over de nadelen. Die komen later.’

Daarom is het belangrijk dat Jan nu de voordelen ging benoemen.

Jan gaat hiermee de overgang naar het stadium van overwegen maken. Heeft het feit dat hij zo’n beetje op de leeftijd is voor de ‘midlifecrisis’ er misschien mee te maken?

Die voordelen aan verandering hebben we hierboven al vergeleken met Jans oude baan: geen wroeging, een betere toekomst voor de kinderen, nieuwe uitdagingen, meer positieve daden. Om het nog beter te kunnen doen, moet hij zich een voorstelling gaan maken van een alternatief: hoe bevredigend een nieuwe baan kan zijn, welke nieuwe, fijnere status hij daarmee verwerft, dat het hem misschien minder zekerheid biedt maar wel vlinders in zijn buik – het wordt weer spannend, avontuurlijk, het komt erop aan dat hij zelf de oplossingen vindt, niet meer een klein radertje is in een groot, onpersoonlijk geheel – en dat hij er vast nieuwe, en waarschijnlijk fijnere, vrienden zal vinden.

Hiermee maakt Jan een forse stap in zijn ontwikkeling. Als in zijn hoofd de voordelen van verandering beginnen te groeien, komt hij op het punt dat hij het stadium van overwegen kan gaan verlaten. Nu gaat het tweede principe van vooruitgang spelen: om over te gaan van het stadium van overwegen naar het stadium van voorbereiding moet je de nadelen van gedragsverandering in je perceptie verminderen. In dit stadium hoef je je niet meer druk te maken over de voordelen. Dat heb je al gehad.

Dat gaat hij nu meemaken, denkt hij, want ik ga solliciteren voor werk aan de korte ketens. Daarmee brengt hij een andere toekomst tot leven. Vanuit dat perspectief zakken de nadelen van zijn gedragsverandering steeds dieper weg.

Helaas viel dat solliciteren toch tegen. Het kwam wel tot een gesprek, maar de cultuurverschillen bleken te groot. Hun werelden sloten niet op elkaar aan, een onverwachte domper. Maar wat had hij dan gedacht? Dat veranderen zo eenvoudig zou zijn? Jan gaf dus de moed niet op en hij solliciteerde hier en wierp een balletje op daar. Hij bezocht bijeenkomsten, cursussen, vergaderingen. En hij merkte dat hij zich in dit proces ook nog flink ontwikkelde. Het maakte hem bewuster, bevrijde hem in zekere zin ook, want er ging een nieuwe wereld voor hem open. Dat schudde hem weer emotioneel wakker.

Met meer oog voor hoe die ‘andere wereld’, waar hij bij wilde gaan horen, in elkaar zat – helemaal niet altijd gericht op ware duurzaamheid, maar toch ook weer op groei; niet met een diepgaande, analytische kijk op de situatie, maar meer met oppervlakkig, snel tevreden optimisme. Men wist zo wel wat er goed was. Eigenlijk was het een heel gewoon wereldje, niet zo uitgekookt als zijn oude bedrijf natuurlijk, maar niets menselijks was het vreemd.

Zo maakte Jan vorderingen. Hij had zichzelf de ‘vragen voor de spiegel’ uit aflevering 23 gesteld en kwam met zijn beantwoording in het stadium van voorbereiding. Daarin bleef hij, zo zagen we hierboven, een flinke tijd hangen. Hij begreep zichzelf steeds beter, wat voor werk en wat voor leven hij eigenlijk wilde. Hij betoonde moed, nam initiatief. Hij had zichzelf duidelijk verplicht de grote stap naar beter werk te zetten. De teerling was op dat punt geworpen. Een afwijzing bij een sollicitatie tastte die verplichting niet meer aan. En zo kon hij steeds gerichter naar een nieuwe uitdaging zoeken. En opeens diende die zich aan.

Er kwam een overgang naar actie, compleet met een concrete datum.

Een nieuwe baan bij een Nederlands samenwerkingsverband van druiventelers die wijn van goede kwaliteit produceerden, en die zich beter ‘in de markt wilden zetten’ en naast een commerciële man iemand nodig had die de cijfers begreep, de logistieke puzzels, de benodigde IT, en dergelijke. En degene die dat ging doen was Jan. Wat was hij blij.

Hij besefte heel goed dat het bereiken van het actiestadium niet bepaald vanzelf was gegaan. Eerst had hij nog gehoopt dat zijn oude bedrijf nog wel zou gaan veranderen. Zeg nou zelf, hoe had hij dát kunnen geloven? En hij weet nog goed dat hij moest huilen. Hij rouwde niet alleen om het persoonlijke verlies dat het opzeggen met zich mee ging brengen, maar ook om zijn collega’s en vooral om wat het meebracht voor zijn gezin. Al rouwde hij, dat moest hij eerlijk toegeven, toch het meest om zijn oude zelf, waarmee hij niet verder kon. Zijn nieuwe inzichten hadden hem emotioneel wakker geschud en in de spiegel doen kijken en op de oude voet voortgaan was geen optie meer geweest.

En wat bleek: zijn vrouw zag die laatste ontwikkeling, werken in de wijnbouw, helemaal zitten. Ze wilde dan wél naast de druiven gaan wonen, iets wat de kinderen ook bleek aan te spreken. Zo werd het proces van jezelf verplichten toch net iets gemakkelijker en ging het tegengaan bijna vanzelf. Met de baan zat hij al aan zijn betere leven vast, en met een woning naast de druiven was hij meteen geen forens meer. Hij huurde een deelauto als hij naar klanten verderaf moest, of als het even kon zoomde hij met ze. Het spreekt bijna vanzelf dat, toen de stap eenmaal gezet was, het verkrijgen van controle over de omstandigheden en het punt van beloningen ook niet meer zo speelde. Hij ging zich eerst helemaal inzetten voor deze baan, dus over een andere uitdagingen hoefde hij zich even niet meer te bekommeren.

In zijn nieuwe omgeving had hij genoeg helpende relaties om het wantrouwen – in zijn capaciteiten, zijn achtergrond – dat hier en daar toch ook heerste, te lijf te gaan. Met sommige van die helpende relaties bouwde hij bovendien nieuwe vriendschappen op. Waar het hem aan kennis ontbrak, spijkerde hij die bij met cursussen. Dat was hard werken, ’s avonds en in het weekend, maar tegelijk had hij zo de afleiding die hem van onduurzaam gedrag af hielp. Met de sollicitatie was hij eigenlijk in een klap het stadium van actie doorgevlogen en het stadium van instandhouden ingetreden. En dat instandhouden lukte wonderwel doordat zijn inbreng gewaardeerd werd. Dat lag gedeeltelijk aan zijn vrouw.

Zijn grootste beloning was het enthousiasme van zijn vrouw. Die was meegegaan in zijn veranderingsproces en erg blij met de uitkomst ervan. Zij kreeg al snel een moestuin en studeerde nu ijverig op de principes van permacultuur en voedselbossen. En naarmate ze die materie in de vingers kreeg, begon ze Jan ervan te overtuigen dat de wijntelers dat ook moesten gaan gebruiken. Door de monocultuur van wijnranken te verrijken met kruiden, bessen, en allerlei andere planten die de wijn een significante smaak geven, konden de wijntelers zich volgens haar gaan onderscheiden. Als ze gingen oefenen met verschillende plantencombinaties en de wijn ervan apart hielden, konden ze ontdekken wat de lekkerste smaken opleverde. Zoiets werd al gedaan met olijven in de buurt van de stad Ronda in Zuid Spanje. De ontwerper Philippe Starck stak er geld in en het duurde daar niet lang voordat deze olijfolie werd afgenomen door sterrenrestaurants.

Zo was ook Jan er druk mee. Even bekommerde hij zich niet meer om de voortwoekerende klimaatverandering. Ironisch genoeg bracht die hem juist deze nieuwe baan. Want de druiventeelt en de Nederlandse wijnbouw zouden vast en zeker nog veel verder kunnen toenemen.

Hiermee eindigt dit artikel.