Steden hebben ieder voor zich tijden om import ter vervangen en perioden om innovatieve export te genereren. Om een significante episode van importvervanging te kunnen doormaken, moet een stad per definitie eerst een kritische, onstabiele massa opbouwen van potentieel vervangbare import. Zie de serie artikelen ‘Waar komt de economische groei vandaan?’ in de rubriek Economie.

De economie van een dynamische stad kent een cyclus van vier processen, die de stad generatie na generatie kunnen laten bloeien.

Het eerste proces houdt in dat er in alle vier categorieën (productie, consumptie, export, import) werk aan de gang is met een onderling evenwicht: de stad kan niet meer importeren dan ze met haar export kan betalen. En de rest is bijbehorend werk. Het lijkt misschien een toestand maar het is een proces.

In het tweede proces gaan sommige leveranciers van productiegoederen en -diensten ter plaatse zelf hun eigen werk exporteren. De stad bouwt daarmee een additionele collectie lokale bedrijven op om de producenten van dit nieuwe exportwerk te bedienen. Sommige van déze nieuwe leveranciers gaan dan ook weer hun eigen werk exporteren. De stad bouwt meer lokale bedrijven op om de productiegoederen en -diensten aan hén te leveren, enzovoort. De stad verdient dan een groeiend volume en een groeiende verscheidenheid van import(goederen en -diensten). Het schema van dit proces vinden we in aflevering 6 van het tweede artikel van de serie ‘Waar komt de economische groei vandaan?’

Bij het derde proces in een groeiende stadseconomie draait het om wat steden doen om de import – die ze met de export van het tweede proces verdienen – te vervangen door producten en diensten van eigen makelij. Hiervoor behandelt Jane Jacobs het voorbeeld van het ontstaan van de fietsenfabricage in Tokio. Die verving de import van kant-en-klare fietsen en leverde een nieuwe bedrijfstak op die economisch rendabel was. De economie van Tokio breidde zich uit en daarmee groeide de totale wereldeconomie. Het was geen kwestie van alleen maar verschuiven, niet van de ene stad naar de andere, of van welke plek naar welke andere plek dan ook. Importvervanging is volgens Jane Jacobs misschien wel de voornaamste manier waarop het economisch leven zich uitbreidt en waarmee nationale economieën hun totale volume van goederen en diensten opschroeven. Dit wordt nog eens extra duidelijk in de beschrijving van het geval Los Angeles. We vinden het schema van dit derde proces in aflevering 15 van het tweede artikel van de serie ‘Waar komt de economische groei vandaan?’

Bij het vierde proces in een groeiende stadseconomie wordt de enorm in omvang en verscheidenheid gegroeide lokale economie een potentiële bron van veelvuldige en verscheiden export, met naast productiegoederen en -diensten ook veel consumptiegoederen en -diensten. Er zijn drie verschillende manieren waarop organisaties voor het eerst exporteurs kunnen worden: Ze kunnen het exportwerk toevoegen aan het lokale werk van anderen. Ze kunnen het exportwerk toevoegen aan ander werk dat ze zelf lokaal doen. Ze kunnen hun eigen lokale werk gaan exporteren. Al deze processen steunen uiteindelijk direct op de lokale economie en (pas) in de uitgebreide, diverse economie van de grote stad lukken ze ook. We vinden het schema van het vierde proces van economische stadsgroei in aflevering 19 van het tweede artikel van de serie ‘Waar komt de economische groei vandaan?’

In sommige steden gaat het met deze processen achter elkaar door, met grote snelheid. In andere gaat het langzaam. Maar snel of langzaam, dit is de cyclus die hun economie aan de gang houdt. De cycli van steden die volatiel met elkaar handelen, sluiten niet goed op elkaar aan. Ze doorkruisen elkaar constructief in hun verschillende fases, waarbij ‘sommigen op stoom zijn, terwijl anderen juist verkleumen’ en ‘sommigen van energie blaken, terwijl anderen sukkelen’. Als alle steden van een land tegelijk bezig waren aan uitbarstingen van importvervanging, zou de totale economische uitbarsting afschuwelijk, uitzinnig en vermoedelijk onwerkbaar zijn, zozeer dat zij zichzelf de adem zou afsnijden met een tekort aan materialen, werknemers en gewoon een tekort aan tijd om de praktische problemen op te lossen voordat deze de boel overweldigen. Maar zo’n onevenwichtige, gelijktijdige uitbreiding is praktisch ondenkbaar, omdat steden juist de verschillende fases van elkaars cyclus nodig hebben. Een stad in de fase van het opwekken van export zonder weerga, of van echte innovaties, behoeft als klant steden die nou net bezig zijn met importvervanging, want dat creëert de ruimte voor nieuwe import van innovatieve goederen en diensten.

Stedelijke ontwikkeling kan in omgekeerde richting in verval ontaarden. Zie voor links naar alle items ook stad als economische eenheid bij Jane Jacobs.