‘De menselijke soort is in staat de biosfeer te vernietigen en tegelijkertijd niet in staat om alle repercussies van dit vermogen volledig te doorgronden of erop te anticiperen. Uitsterven is supraliminaal omdat het de grenzen van ons bevattingsvermogen te boven gaat, en zelfs van onze verbeelding.’ Zo luidt de zevende stelling van Srecko Horvat in het artikel ‘Na de apocalyps’ in de rubriek Ontwrichting (aflevering 8). Met de atoombom zijn wij de ‘meesters van de apocalyps’ geworden. Alle voorgaande tijdperken zijn daarbij gereduceerd tot ‘geschiedenis-zondermeer’. In het eerste tijdperk was de mens sterfelijk. In het tweede kon elk mens vermoord worden. In het derde tijdperk zijn mensen niet alleen sterfelijk en ‘vermoordelijk’; de hele mensheid is ‘vermoordelijk’. In het vierde tijdperk gaat het er niet langer om of de ménsheid al of niet zal voortbestaan, maar of de biosfeer zelf en alle levende wezens zullen voortbestaan. Zelfs bij een voortbestaan van de planeet zou er dan geen geschiedenis meer zijn. Het wordt onze verbeelding teveel. Dit item wordt voorafgegaan door eschatologische kantelpunten en gevolgd door tijd voorbij de ‘vooruitgang’.