Het animisme werd door Descartes gebruikt als de perfecte achtergrond waartegen het concept ‘modern’ kon worden afgezet. Maar er kwam een tegenreactie, en wel van de Nederlandse filosoof Baruch Spinoza. Deze had precies het tegenovergestelde denkbeeld. Spinoza legde uit dat het universum uit één oorzaak moet zijn ontstaan, met als consequentie dat, hoewel God en zielen en mensen en de natuur misschien compleet verschillende entiteiten lijken te zijn, ze allemaal slechts verschillende aspecten zijn van dezelfde, grote realiteit – één substantie – en dat dus alles wordt beheerst door dezelfde krachten. Zie aflevering 15 en volgende van het artikel ‘Natuur: kapitalisme/animisme – afkicken/aanwennen’ in de rubriek Ethiek. Dat betekent dat geest en ziel uit dezelfde substantie bestaan als materie. Uiteindelijk betekent dit dat alles materie is, alles geest is, en alles God is. Voor deze gedachten werd Spinoza vervolgd en werden zijn boeken verboden.

Europa koos voor Descartes, maar de huidige wetenschap bevestigt nu een aantal van Spinoza’s beweringen. Geest blijkt een samenstelling van materie, alle leven stamt af van dezelfde voorouderlijke organismen, enzovoort. Maar zelfs nu de wetenschap het dualisme de rug heeft toegekeerd, overleeft een aantal aannames van Descartes in de praktijk nog volop. De mens wil immers graag superieur blijven aan andere wezens. Zie aflevering 16.

Filosofisch onderzoek van deze aannames met behulp van een nieuw kader dat fenomenologie heet, stelt vast dat alles wat we weten, alles wat we denken – ja, ons hele idee van het zelf – voortkomt uit de ervaringen van ons lichaam in de wereld. En dat dat evengoed geldt voor dieren en planten. We interacteren allemaal met elkaar (aflevering 17). Plotseling strekken de grenzen van ‘persoonschap’ zich uit tot ver voorbij de menselijke samenleving en omvatten ze ook de niet-menselijke anderen. Daarom moet elk proces van dekolonisatie beginnen met een proces van ‘ont-verdinglijking’. Dat is wat de Inheemse filosofen ons leren: dat we onszelf weer moeten leren zien als onderdeel van een grotere gemeenschap van levende wezens.