De kabeljauwvisserij bij de Grand Banks voor Newfoundland kwam in 1992 aan zijn einde met de totale uitroeiing van de visstand, die zich later ook niet meer herstelde. Hoe ging dat in zijn werk?

Toen men begon met vissen, leek de voorraad vis in zee onuitputtelijk. Jaar na jaar bedroeg de vangst in de eerste helft van de vorige eeuw een half miljoen ton. Totdat aan het einde van de jaren 1960 de hoeveelheid gevangen vis drie keer zo hoog was geworden. Daarna liepen de vangsten terug en steeg de prijs van een kilo kabeljauw. Er werd geïnvesteerd in betere schepen en netten, vooral door de industriële types. De ouderwetse vissers met hun kleine boten sloegen alarm over het feit dat ze steeds kleinere vissen vingen, maar er werd niet naar ze geluisterd.

De Canadese overheid zag alleen de economische belangen van de grote vissers, en luisterde naar niemand anders. Aldus Jane Jacobs in aflevering 22 van het artikel ‘De natuur van de economie’ in de rubriek Ontwrichting. In aflevering 16 van het artikel ‘Ingrijpen in systemen’ rangschikt Donella Meadows dit gedrag als een ‘tragedie van de meent’ doordat de juiste informatie de Canadese overheid niet bereikte. Aldus subsidieerde de Canadese overheid, om de werkgelegenheid te behouden, de kabeljauwvissers die bezig waren hun eigen graf te graven. Was dat subsidiegeld in de prijs van de vis gestopt, dan was de vis duurder geworden dan vis van elders en had deze kabeljauw zich uit de markt geprijsd.

Dit is een voorbeeld van een vicieuze cirkel. Het ecosysteem was definitief ingestort na het bereiken van het kantelpunt. Zoals William Ophuls in aflevering 7 van het artikel ‘Biofysische grenzen: Tomeloze complexiteit’ stelt: de ontwrichting komt altijd onverwacht. Het het werkt, die exploitatie van hernieuwbare fondsen vertelt Meadows in aflevering 10 van het artikel ‘De werking van systemen’ in de rubriek Complexiteit.