Ugo Bardi bekijkt het Romeinse Rijk als een complex systeem, dat – dus – externe verstoringen (of in zijn systeemtaal ‘forceringen’) binnen zekere marges kan weerstaan. Dat betekent dat hij op zoek gaat naar een verstoring die te sterk is voor het systeem. Daarvoor hoeft die verstoring zelf niet heel sterk te zijn. Hij moet de druppel zijn die de emmer doet overlopen, het kantelpunt dus. Hij denkt dat het hem bij Rome zat in een gebrek aan goud. De toedracht wordt beschreven in aflevering 14-16 van het artikel ‘Catastrofologie’ in de rubriek Ontwrichting. Het leverde een prachtig voorbeeld van het Seneca-effect. Ook Ophuls noemt het in aflevering 3 van het openingsartikel ‘Biofysische grenzen: tomeloze complexiteit’ van de rubriek Complexiteit. Het Oost-Romeinse Rijk is volgens Tainter – in aflevering 15-16 van het artikel ‘Kunnen we ontsnappen aan de energie-complexiteitsspiraal?’ in de rubriek Ontwrichting – het enige voorbeeld van een land dat (voor een paar eeuwen) aan een val wist te ontsnappen door te de-complexificeren, te vereenvoudigen dus. De Byzantijnen versimpelden hun overheid en leger systematisch en drastisch, waarmee ze de energiebehoefte om de samenleving en het keizerrijk te runnen, enorm verlaagden. En het werkte. Het Byzantijnse Rijk begon weer op te krabbelen en heroverde na verloop van tijd zelfs wat van haar oude terrein. Zie ook centrum-periferie. Lees uit de Paradigmaserie Filosofie van de eenvoud en ook Ontgroei.