Het ‘hoe’ van de circulaire economie heet de bio-economie. Volgens de EU heeft de bio-economie betrekking op ‘die industrieën en economische sectoren die gebruik maken van hernieuwbare biologische hulpbronnen afkomstig van het land en uit de zee die bedoeld zijn om voedsel, materialen en energie mee te produceren.’ Het is een van de belangrijkste pijlers onder haar groene groeistrategie. Zie aflevering 15 van het artikel ‘Ontkoppeling ontrafeld’ in de rubriek Economie.

De Roemeens-Amerikaanse wiskundige en econoom Nicholas Goergescu-Roegen was opmerkelijk genoeg een tegenovergestelde mening toegedaan. Hij meende dat een terugkeer naar circulaire stromen het economisch proces enorm zal vertragen, met economische krimp als gevolg. Hij gebruikte de term bio-economie juist om de biologische oorsprong van het productieproces te benadrukken en te wijzen op de eindige aard van de voorraden natuurlijke hulpbronnen en de ongelijke toegang ertoe. De EU benadert de circulariteit meer vanuit het domein van de economie, of breder van de technosfeer – zo van gebruiken en dumpen. Een bekende criticus van deze benadering, Herman Daly, vindt zoiets het geloven in een perpetuum mobile, omdat er in hun circulaire stromen geen energie ingaat of entropie uitkomt. (Zie ook tweede wet en economische groei.) We moeten daarom noodgedwongen terug naar de circulaire stromen van de natuur.

In de bio-economie van Georgescu-Roegen draait het om primaire, secundaire en tertiaire stromen en hun wisselwerking. Secundaire en tertiaire stromen in de technosfeer kunnen niet bestaan zonder de beschikbaarheid van overeenkomstige primaire stromen in de biosfeer (omdat ze er in de een of andere vorm in terugkeren). Het economisch proces is bij hem entropisch en brengt dus een voortdurend verbruik van hulpbronnen met zich mee. Zie daarover aflevering 16. Zie ook ontkoppeling is nodig, maar kan het ook? en in Ecopedia natuurlijk kapitaal.