In 1960 richtten Venezuela, Saoedi-Arabië, Iran, Irak en Koeweit de OPEC (Organisatie van Olie-Exporterende Landen) op. OPEC had tot doel meer invloed te krijgen op de prijsvorming en dus hogere staatsinkomsten te realiseren. Dit komt aan de orde in aflevering 13 van het artikel ‘Olie’ in de rubriek Energie. De (pogingen tot een) olieboycot komen aan de orde in aflevering 10 van het artikel ‘Piekolie’ in de rubriek Energie. In 1967 werd door de (toen nog jonge) OPEC een olieboycot tegen de Verenigde Staten afgekondigd. Die boycot haalde niets uit. Amerika opende enkele reservevelden en kon de eigen winning met 1 miljoen vaten per dag verhogen. In 1973 liep het anders. Door een dalende productie en een stijgende vraag hadden de Verenigde Staten geen enkele reservecapaciteit meer. In drie jaar tijd verdubbelde de Amerikaanse import naar meer dan 6 miljoen vaten per dag. (Tegelijk groeide het aandeel van Saoedi Arabië in de wereldexport van 13 naar 21 procent.) Toen de OPEC naar aanleiding van de Jom-Kipoeroorlog in 1973 opnieuw tot een boycot besloot, kwam die dus hard aan. De Amerikaanse olieproductie daalde van 4,26 miljard vaten in 1973 naar 4,1 miljard in 1974 en 3,96 miljard in 1975. Onder de grootst mogelijke druk – die van een boycot – was Amerika niet in staat haar winning op te voeren. Zie ook de beschrijving waarom de Verenigde Staten hun oliewinning in 1973 niet konden opschroeven in aflevering 2 van het artikel ‘Piekolie’ in de rubriek Energie. In aflevering 22 van dit artikel gaat het over de schalierevolutie die intussen Amerika weer een grote olieproducent heeft gemaakt; maar waar weer een andere oliecrisis aankleeft, die van onbetaalbare schulden. De ‘derde oliecrisis’, die van de val van de Sovjet-Unie, wordt behandeld in aflevering 18 van het artikel ‘Olie’ in de rubriek Energie.