De mondiale polycrisis: de causale mechanismen van crisisverstrengeling

MICHAEL LAWRENCE, THOMAS HOMER-DIXON, SCOTT JANZWOOD, JOHAN ROCKSTRÖM, ORTWIN RENN EN JONATHAN DONGES*
Vertaald door Gertjan Cobelens

Terwijl oorlogen, extreem weer, honger, energieschaarste, inflatie, pandemieën en talloze andere rampen dagelijks het nieuws vullen, claimen politieke leiders dikwijls dat de mensheid momenteel geconfronteerd wordt met een ‘perfecte storm’ van crises. Deze metafoor is echter misleidend.(1) Die impliceert dat de huidige samenloop van onzalige gebeurtenissen slechts een tijdelijke toevalligheid – slechts een kwestie van botte pech – is.

Maar veel van deze leiders erkennen ook dat de huidige crises op een dieper niveau met elkaar verweven zijn:(2) de ene crisis lijkt vaak een andere in gang te zetten of te verergeren, die vervolgens weer een andere in gang zet of verergert. En dergelijke op elkaar inwerkende crises kunnen met gevolgen gepaard gaan die niet alleen anders, maar ook erger zijn dan de schade die deze crises op eigen houtje berokkend zouden hebben. Deze leiders lijken instinctief aan te voelen dat de samenhangende crises in de wereld als één geheel begrepen en aangepakt moeten worden.

De term ‘polycrisis’ vormt een weerslag van dit intuïtieve inzicht. Het is een begrip dat door steeds meer commentatoren, internationale agentschappen,(3) beleidsmakers(4) en wetenschappers(5) gehanteerd wordt. Toch blijft de invulling ervan onvoldoende specifiek – een modewoord met weinig inhoud. Het wordt nog niet in verband gebracht met een ‘rigoureus onderzoeksgebied dat een kader biedt van nauwkeurig gedefinieerde kernbegrippen en onderzoeksheuristieken, die een gedisciplineerde kennisaccumulatie mogelijk maken’.(6) Zonder deze elementen voegt de term ‘polycrisis’ weinig aan ons begrip toe; maar met deze elementen zou het concept wetenschappers kunnen helpen om bruikbare inzichten te verwerven in de met elkaar verweven crises die zich in de wereld voordoen.

In dit artikel voorzien we het concept polycrisis van een gedegen grondslag. We ontwikkelen een onderzoeksagenda voor het bestuderen van de causale mechanismen die in de verstrengeling resulteren van meerdere mondiale systemen, hetgeen in nagenoeg gelijktijdige mondiale crises lijkt uit te monden. We stellen dat een beter begrip van onze benarde toestand in termen van een polycrisis de mensheid kan helpen om haar onderling verbonden dilemma’s aan te pakken.

In aflevering 3 en 8 definiëren we het begrip ‘polycrisis’ en onderzoeken we de meerwaarde van dit concept boven meer bekende concepten. In aflevering 9 en 10 stellen we dat de mensheid geconfronteerd wordt met een wereldwijde polycrisis. Hoewel dit niet onze eerste polycrisis is, is deze in verschillende cruciale opzichten – die we nog niet volledig begrijpen – uniek. In aflevering 12 en 13 gebruiken we modellen uit de complexiteits- en duurzaamheidsliteratuur om verschillende causale mechanismen bloot te leggen die bij de huidige wereldwijde crises een rol spelen. We geven twee voorbeelden om te illustreren hoe deze mechanismen werken: ten eerste de cascade-effecten van interacties tussen de coronacrisis, de oorlog tussen Oekraïne en Rusland en klimaatverandering; en ten tweede de mogelijk zelfversterkende terugkoppelingen tussen economische turbulentie, nationalistisch autoritarisme en afnemende internationale coöperatie die de wereld in de richting van een geweldsexplosie kunnen doen kantelen. In de afsluitende afleveringen vatten we enkele van de belangrijkste inzichten en beleidsimplicaties van dit opkomende veld samen en geven we de richting aan voor toekomstig onderzoek.

Maar eerst kijken naar wat dat eigenlijk is, een polycrisis.

Ruim twintig jaar gelden muntten de filosoof, socioloog en complexiteitstheoreticus Edgar Morin en zijn mede-auteur Anne Brigitte Kern de term ‘polycrisis’. Ze stelden dat het meest ‘cruciale’ probleem van het moment niet één enkele bedreiging was, maar de ‘complexe interne samenhang van problemen, contradicties, crises, onbeheersbare processen en de algehele crisis van de planeet.’(1) Recenter hanteerde duurzaamheidsonderzoeker Mark Swilling(2) het begrip polycrisis als kapstok voor de complexe interacties tussen crises in de mondiale politieke economie, die de totale impact van die crises vermenigvuldigen. In de jaren 10 namen Europese wetenschappers en politici (met name de toenmalige voorzitter van de Europese Commissie Jean-Claude Juncker) de term over als label voor de gelijktijdige migratie-, financiële en Brexit-crises die Europa teisterden.(3) En in de maanden na de inval van Rusland in Oekraïne in februari 2022 gebruikten Adam Tooze van de Columbia University en onderzoekers van het Cascade Institute het begrip polycrisis om de complexe interacties tussen de gevolgen van de oorlog, klimaatverandering en de pandemie te duiden.(4)

Maar pas tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van het World Economic Forum in Davos in januari 2023 vond het idee van een polycrisis brede ingang onder commentatoren, beleidsmakers en zakelijke elites.(5) Deze opleving in het gebruik ervan leidde tot brede kritiek op het concept en helaas ook tot meer verwarring dan duidelijkheid.(6)

Sommige critici stellen dat het idee van een polycrisis de werking van kapitalistische belangen aan het zicht onttrekt, die aan de basis liggen van alle ellende in de wereld;(7) ze associëren de term met de ‘Davos-elite’ en en de hun toegedichte gebreken. Anderen zijn van mening dat onze huidige hachelijke situatie niet echt nieuw is – de wereld is al eerder met overlappende crises geconfronteerd geweest, dus hebben we geen nieuw concept nodig om onze huidige situatie te beschrijven.(8) En ten minste één wetenschapper op het gebied van internationale betrekkingen wist de zaken nog meer te vertroebelen door de argumenten voor een polycrisis ten onrechte als ‘neo-malthusiaans’ te bestempelen.(9)

Neologismen roepen altijd discussie op. Maar de meningsverschillen dreigen ons in dit geval af te leiden van een belangrijk (en vermoedelijk gedeeld) doel: het beter begrijpen en aanpakken van de zeer reële crises in onze wereld.

Wij zijn van mening dat het concept van de polycrisis – mits helder gedefinieerd en vertaald naar een productief programma van onderzoek en actie – kan helpen om dit doel te bereiken.

In deze geest definiëren we een ‘mondiale polycrisis’ als de causale verstrengeling van crises in meerdere mondiale systemen op manieren die de vooruitzichten van de mensheid aanzienlijk verslechteren.(1) We ontleden deze definitie door eerst het begrip crisis te definiëren, vervolgens door de interacties tussen crises te benoemen die gezamenlijk een ‘mondiale polycrisis’ vormen, en ten slotte door deze laatste term te onderscheiden van verwante concepten als ‘systeemrisico’, ‘catastrofaal risico’ en ‘existentieel risico’.

We definiëren een crisis als een plotse (niet-lineaire) gebeurtenis of reeks gebeurtenissen die in een relatief korte tijdspanne het welzijn van een groot aantal mensen aanzienlijk schaadt.(2)* In de volksmond betreft het een uiterst schadelijke noodsituatie die een dringende reactie vereist om een nog grotere schade te voorkomen. Deze definitie wijkt enigszins af van zowel de vroege als de moderne opvattingen over het begrip crisis: voor de oude Grieken was een crisis het beslissende moment waarop een ziekte overgaat in dood of herstel; in de moderne politiek is het een alarmerende situatie die de loop van de geschiedenis kan veranderen en om die reden om een snelle oplossing vraagt.(3) Zowel het vroege als het moderne gebruik verwijst naar een breuk in de normale gang van zaken die noodlottige gevolgen heeft en dus een daadkrachtig ingrijpen vereist. Modern gebruik legt ook de nadruk op historische veranderingen in de tijd (op manieren die overeenkomen met onze bespreking van systeemstress in aflevering 12 en 13). Onze definitie van crisis legt daarentegen de nadruk op onmiddellijke schade.

Onze definitie van het begrip crisis is nauwkeurig genoeg om er objectieve criteria mee te kunnen ontwikkelen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of er sprake is van een crisis en wat de ernst ervan is. Dergelijke criteria maken het allicht lastiger om de term selectief en inconsequent te gebruiken met de bedoeling voorrang te verlenen aan bepaalde problemen en oplossingen boven andere om zo bepaalde belangen te dienen. Het uitroepen van een crisis is vaak een noodzakelijke stap om haar tot een veiligheidskwestie te promoveren: problemen als grensoverschrijdende migratie of klimaatverandering worden tot crisis verklaard en dus een zaak van nationale veiligheid. En dat is niet vanwege hun inherente kenmerken, maar omdat bepaalde actoren het relevante publiek (meestal beleidsmakers) ervan weten te overtuigen dat het probleem een existentiële bedreiging vormt voor de natie en daarom reacties vereist die buiten het domein van de normale politiek vallen.(4) Elke definitie van het begrip crisis zal altijd politieke implicaties hebben, maar objectieve criteria (voor zover die ontwikkeld kunnen worden) dragen eraan bij dat een gepolitiseerde manipulatie van het begrip binnen de perken kan worden gehouden.

Is een crisis een extreem schadelijke noodsituatie, dan verwijst het poly- in polycrisis naar de veelvoud van dergelijke situaties. Maar dit voorvoegsel is van weinig nut wanneer het een willekeurige samenloop van crises betreft of als het simpelweg verwijst naar alles wat er mis is op deze planeet. Op dit punt hebben de critici van het concept gelijk.

Om die reden leggen wij de nadruk op crises die oorzakelijk met elkaar verbonden zijn, en we putten uit de literatuur over systeemrisico’s en het bredere systeemdenken om de typen crisisverbindingen te onderscheiden die tezamen een polycrisis vormen.

Conventionele risicobeoordeling richt zich op de waarschijnlijkheid en potentiële schade van bepaalde gebeurtenissen, zoals een auto-ongeluk, een brand of een faillissement. Systeemrisicobeoordeling richt zich daarentegen op ‘het risico of de waarschijnlijkheid van ernstige (ver)storingen in een compleet systeem, in tegenstelling tot (ver)storingen in individuele onderdelen of componenten, [zoals] blijkt uit co-bewegingen (correlaties) tussen de meeste of alle onderdelen’.(1) Onze uitwerking van het concept van de polycrisis neemt twee centrale implicaties over van deze visie op systeemrisicobeoordeling.(2)

1. Intra-systemische impact: Een verstoring die één deel of gebied van één systeem raakt en die zich snel verspreidt om zo het hele systeem te ontwrichten (via meerdere, uitwaaierende ketens van oorzaak en gevolg, of middels een vorm van besmetting die zich door het causale netwerk van het systeem verspreidt).

2. Inter-systemische impact: De verstoring van het initiële systeem verspreidt zich buiten de grenzen van dat systeem om zo andere systemen te ontwrichten.

Het concept van systeemrisico’s ‘veronderstelt een systeemperspectief’.(3) Het gaat uit van de aanname dat ‘de verbindingen tussen de elementen van het systeem’ nauw genoeg zijn dat een enkele verstoring soms uitwaaierende schokken in het hele systeem kan veroorzaken. Het impliceert ook dat systemen via waarneembare grenzen van elkaar gescheiden zijn (zie Kader 1 in de volgende aflevering), wat niet wil zeggen dat afzonderlijke systemen elkaar niet door middel van uitwisselingen van energie, materie, informatie en biota kunnen beïnvloeden (zie Kader 2 in aflevering 6).

Ons polycrisis-concept gaat er op eenzelfde manier van uit dat aanvankelijk beperkte verstoringen een volledig systeem kunnen treffen en vervolgens naar andere systemen kunnen overspringen. Tegelijk verschilt ons concept in drie cruciale opzichten van het systeemrisico-concept. Ten eerste is de referent van het systeemrisico-concept (en van het risicobegrip in het algemeen) in laatste instantie gelegen in de potentiële schade die kan ontstaan, terwijl de referent van het polycrisis-concept uit de realisatie (of activering) bestaat van ketens van oorzaak en gevolg die schade veroorzaken. Ten tweede wordt een systeemrisico over het algemeen geacht uit slechts één of twee systemen voort te komen, terwijl een polycrisis (per definitie) uit interacties tussen meerdere systemen ontstaat.* En tot slot, waar de literatuur over systeemrisico’s de complexiteit van de risico’s zelf benadrukt, legt onze polycrisis-benadering de nadruk op de complexiteit van de systemen waarbinnen de risico’s zich ontwikkelen. Deze complexiteit creëert de mogelijkheid van systeemfalen en inter-systemische effecten. Anders gezegd: systeemrisico’s komen voort uit de complexiteit van het systeem.(4) Kader 3 (zie aflevering 7) geeft de belangrijkste kenmerken van mondiale systemen weer aan de hand waarvan polycrises zich kunnen ontwikkelen en groeien.

Doordat we ons focussen op crises binnen en tussen systemen, brengt onze benadering een cruciaal kenmerk van polycrises voor het voetlicht. Namelijk dat de gecombineerde schade van meerdere crises tezamen niet alleen anders, maar over het algemeen ook heviger is dan de schade die door een afzonderlijke crisis kan worden berokkend, in het geval hun gastsystemen niet zo nauw met elkaar verknoopt zijn.(5) Verschijnselen die zich als afzonderlijke crises in afzonderlijke systemen lijken voor te doen, versterken en verergeren elkaar in werkelijkheid tot een aaneengesloten polycrisis die als één geheel moet worden begrepen en aangepakt.

In de taal van complexiteitswetenschappers is een polycrisis een emergent verschijnsel.

Kader 1:
Mondiale systemen


Kader 1: Het idee dat crises door mondiale systemen kunnen uitwaaieren, veronderstelt dat we afzonderlijke mondiale systemen van elkaar kunnen onderscheiden, ook als hun grenzen vaag en open zijn. Afhankelijk van hun doelen en aannames hanteren analisten verschillende systeemcategorieën. Ons schema onderscheidt acht functionele systemen die op wereldschaal opereren.

Net als bij systeemrisico’s(1) kan een polycrisis zich voordoen op verschillende schalen – lokaal, nationaal, regionaal of mondiaal –, in feite op elke schaal waarop systemen op elkaar inwerken. Hier houden we ons echter vooral bezig met crises die op wereldschaal interageren, met een ruimtelijk bereik dat de hele planeet en/of de hele mensheid raakt.*

Wereldwijde polycrises (en wereldwijde systeemrisico’s) ontstaan vanuit de organisatie van menselijke activiteiten in complexe mondiale systemen, die zo gestructureerd zijn dat verstoringen zich snel over de wereld kunnen verspreiden (zoals beschreven in Kader 3).

Kader 2:
De vectoren en ‘spaken’* van mondiale polycrises


Op een elementair niveau zijn er vier vectoren die een crisis binnen en tussen systemen, en van het ene deel van de wereld naar het andere, kunnen overdragen – en zo aanzienlijke schade kunnen toebrengen:

  • Energie, in de zin van kinetische energie die gegenereerd wordt door aardbevingen en orkanen.
  • Materie, in de zin van toxische en vervuilende stoffen die schade toebrengen aan organismen en ecosystemen.
  • Informatie, in de zin van instructies en symbolische representaties – met inbegrip van genetische en digitale codes, nieuwsberichten, ideologieën, geld, beleid en wetten – die tussen actoren gecommuniceerd kunnen worden.
  • Biota, in de zin van virussen, bacteriën en andere organismen die de biologische en fysiologische functies van andere organismen kunnen verstoren. (Deze categorie kan als een speciale combinatie worden opgevat van energie, materie en informatie waarbij levensvormen betrokken zijn).

Elke crisis zal waarschijnlijk een combinatie van deze vectoren vertonen, of dat nu gelijktijdig of opeenvolgend is. Een orkaan verspreidt bijvoorbeeld kinetische energie door middel van wind en regen, waardoor materie in de vorm van overstromingen bevolkte gebieden kan overspoelen en de juiste omstandigheden kan creëren voor de verspreiding van pathogene biota, terwijl informatie over de ramp ondoelmatige paniekreacties kan uitlokken. Crises kunnen ofwel het gevolg zijn van vectoren die schade door het systeem transporteren, of van plotselinge verstoringen van vectoren die verantwoordelijk zijn voor essentiële levensbehoeften, zoals wanneer huishoudens door verstoringen in de energievoorziening kwetsbaar worden voor strenge winters. Sociale macht kan begrepen worden als het vermogen van een actor om deze vectoren zodanig te manipuleren dat een andere actor gedragingen vertoont die hij anders niet zou vertonen, op manieren die een crisis kunnen veroorzaken door opzet, nalatigheid of ongeluk.(1)

Het huidige netwerk van de de gehele planeet omspannende verbindingen – waaronder verbindingen die voortkomen uit de biofysische kenmerken van de aarde en andere verbindingen die voortkomen uit de geglobaliseerde economische activiteit van de mensheid – vormt de ‘spaken’* waarlangs deze vectoren zich over de wereld verplaatsen. Dit netwerk van verbindingen omvat de telecommunicatienetwerken; stelsels van pijpleidingen en elektriciteitsnetten; wegen, kanalen en lucht- en scheepvaartroutes; toeleveringsketens; en handels-, financiële en monetaire systemen; en verbindingen tussen elementen van het klimaatsysteem en het ecologische systeem van de aarde.

Kader 3:
De eigenschappen van complexe mondiale systemen die polycrises in de hand werken


De in Kader 2 beschreven vectoren en spaken creëren tezamen uiterst complexe mondiale systemen. Deze systemen vertonen vijf cruciale eigenschappen die polycrises zowel in de hand werken als het inperken van crises bemoeilijken.

• Meervoudige oorzaken: De gelijktijdige werking van meerdere oorzaken maakt het moeilijk om oorzaak-gevolgrelaties aan te wijzen en stelt beleidsmakers voor lastige afwegingen. Oorzaken kunnen ook synergetisch op elkaar inwerken, zodat hun gecombineerde effecten kwalitatief anders zijn dan de som van de effecten die ze afzonderlijk zouden hebben.(1)
• Niet-lineariteit: Complexe mondiale systemen vertonen niet-lineair gedrag, dat wil zeggen dat verstoringen van dergelijke systemen onevenredig grote (of kleine) veranderingen in het gedrag van het systeem kunnen veroorzaken. Een belangrijke bron van niet-lineariteit is het bestaan van meerdere stabiele toestanden of evenwichten die van elkaar gescheiden zijn door drempels. Een systeem kan van het ene evenwicht naar het andere kantelen (een kritische transitie of kantelmoment) wanneer terugkoppelingen in belangrijke processen die het evenwicht van het systeem in stand houden van negatief naar positief verschuiven, dat wil zeggen van zelfdempende naar zelfversterkende causale lussen.(2) Kantelpunten kunnen ook het gevolg zijn van interacties tussen aangrenzende systemen.(3)
• Hysterese: Een omslag van een systeem is doorgaans onomkeerbaar; een terugkeer naar het vorige systeemevenwicht is meestal onmogelijk.
• Grensdoorlaatbaarheid: Causale processen werken op meerdere tijdschalen binnen en tussen natuurlijke, sociale en technologische systemen; ze overschrijden grenzen van administratieve en politieke eenheden en sociale sectoren, terwijl ze geïntegreerde kennis van verschillende wetenschappelijke disciplines vereisen.
• ‘Zwarte zwaan’-uitkomsten: De kansdichtheidsfuncties die de verdeling van gebeurtenissen beschrijven die door complexe mondiale systemen worden gegenereerd, zijn zelden ‘normaal’ (dat wil zeggen, geen Gaussische normaalverdeling); ze hebben vaak een lange ‘staart’, wat duidt op een niet te verwaarlozen risico op extreme uitkomsten. Beleidsmakers hebben daarentegen te maken met institutionele druk om zich te concentreren op onmiddellijke en waarschijnlijke risico’s.

Deze vijf eigenschappen creëren een diepe onzekerheid die een effectief beheer van de uitkomsten ernstig belemmert. Meervoudige oorzaken en niet-lineariteit verzwakken het vermogen van beleidsmakers om te voorspellen welke beleidsveranderingen wanneer van belang zullen zijn. Kantelpunten en hysterese ondermijnen het vermogen tot leren door middel van vallen en opstaan; gedrag dat niet is afgestemd op de omstandigheden kan voordelen opleveren, totdat er een drempel wordt overschreden en de kosten onvermijdelijk zijn, de schade onomkeerbaar is en leren te laat komt. Ineffectieve leerprocessen hollen vervolgens de bereidheid uit van het publiek om kosten te accepteren teneinde risico’s terug te dringen. Aangezien risico’s in complexe mondiale systemen de neiging hebben om bestuurlijke, sociale en wetenschappelijke grenzen te overstijgen, gaan ze de professionele expertise van managers doorgaans te boven en worden ze om die reden gebagatelliseerd of zelfs genegeerd. En wanneer crises gevolgen hebben voor meerdere administratieve en politieke domeinen, kunnen actoren ervoor kiezen om gratis mee te liften op de investeringen die anderen doen om de crisis onder controle te krijgen. Tot slot werkt grote onzekerheid concurrerende beleidsvoorschriften in de hand, waardoor het vertrouwen in het probleemoplossend vermogen van de overheid verder taant. In sommige gevallen kan de onzekerheid worden teruggebracht; in andere gevallen is ze in praktische of wezenlijke zin onherleidbaar.(4)


In het belang van het opstellen van een onderzoeksagenda gaan we uit van een schadedrempel die enigszins ambigu is en dus ruimte laat voor toekomstige verfijningen. In het uiterste geval kan een polycrisis de ernst bereiken van een ‘catastrofaal risico’ – een gebeurtenis die 10 tot 25 procent van de menselijke bevolking van het leven berooft(1) of de ineenstorting van de menselijke beschaving teweegbrengt.(2) Ze zou zich zelfs tot een ‘existentieel risico’ kunnen ontwikkelen dat de mensheid volledig uitroeit. Maar in onze definitie is het niet nodig dat een polycrisis een dergelijk schadeniveau bereikt. In tegenstelling tot enkelvoudige existentiële en catastrofale rampen (bijvoorbeeld een asteroïde die op aarde inslaat), omvat een polycrisis noodzakelijkerwijs meerdere crisis-gebeurtenissen. Zo’n crisis kan gepaard gaan met grote aantallen onmiddellijke slachtoffers, maar ook met een grootscheepse en aanhoudende afname van de levenskwaliteit over lange tijd.

Op basis van deze overwegingen definiëren we een wereldwijde polycrisis als de causale verstrengeling van crises in meerdere wereldwijde systemen op manieren die de vooruitzichten van de mensheid aanzienlijk verslechteren. De causale interacties tussen de verstrengelde crises zijn significant genoeg om – op emergente wijze – schade te veroorzaken die verschilt van, en doorgaans groter is dan, de som van de schade die ze afzonderlijk zouden veroorzaken. Daarom moeten deze crises als geheel worden aangepakt; ze kunnen niet afzonderlijk worden opgelost. Deze definitie is gerelateerd aan andere belangrijke concepten (zoals systeemrisico), maar voegt daar iets wezenlijk nieuws aan toe door de nadruk te leggen op de causale verstrengeling van crises in meerdere mondiale systemen.

Dergelijke onderling verbonden koppelingen zijn er in overvloed, maar er is nog weinig over ze bekend, zoals in de volgende aflevering wordt uitgelegd.

We stellen hier dat de wereld momenteel een wereldwijde polycrisis doormaakt en dat de situatie verslechtert. De samenstellende crises zijn onder meer: de aanhoudende gezondheids-, sociale en economische gevolgen van de Covid-19 pandemie; stagflatie (een hardnekkige combinatie van inflatie en lage groei); volatiliteit op de wereldwijde voedsel- en energiemarkten; geopolitieke conflicten, vooral tussen assertieve autoritaire regimes (waaronder China en Rusland) en het democratische Westen, wat leidt tot een gedeeltelijke ontkoppeling van de Amerikaanse en Chinese economieën; politieke instabiliteit en burgerlijke onrust in zowel rijke als arme landen ten gevolge van economische onzekerheid, ideologisch extremisme, politieke polarisatie en afnemende institutionele legitimiteit; en steeds frequentere en verwoestende weersomstandigheden als gevolg van de klimaatontwrichting. Deze crises vernietigen overal ter wereld bestaansmiddelen en levens en het leidt geen twijfel dat ze de vooruitzichten van de mensheid uithollen. Bovendien zijn ze onderling met elkaar verbonden, hoewel niet precies duidelijk is hoe.

Dit is niet de eerste polycrisis die de mensheid doormaakt. In de afgelopen halve eeuw hebben we minstens twee van dergelijke crises meegemaakt, hoewel sommigen zullen aanvoeren dat deze niet echt mondiaal van aard waren. De olieschokken van de jaren zeventig waren het gevolg van conflicten in het Midden-Oosten en veroorzaakten ernstige internationale energietekorten die bijdroegen aan, en in wisselwerking stonden met stagflatie in de wereldeconomie.(1) De wereldwijde financiële crisis van 2008-09 viel samen met een teruglopende olietoevoer en langdurige spanningen op het terrein van de voedselproductie, wat tot een een opeenstapeling van faillissementen, stijgende voedselprijzen en politieke onrust leidde.(2)*

Hoewel de huidige polycrisis een aantal van dezelfde samenstellende crises omvat – waaronder energie- en voedselschokken, stagflatie en financiële instabiliteit – is ze op een aantal cruciale punten zonder precedent. Om te beginnen is de wereld nu veel nauwer onderling verbonden dan tijdens de OPEC-olieschokken. Tussen 1980 en 2020 verzesvoudigde het luchtvrachtvervoer, verdrievoudigde het aantal vliegtuigpassagiers en steeg het internetgebruik van nagenoeg nul tot zestig procent van de wereldbevolking. Ondertussen is de totale waarde van de wereldhandel in goederen tussen 1980 en 2022 vertwaalfvoudigd naar een kleine 25 biljoen dollar (tegen huidige prijzen) en is het containervervoer over zee sinds 2000 ruimschoots verdrievoudigd.*

De ‘spaken’ van deze extreme connectiviteit – vliegtuigen, containerschepen, glasvezelkabels en dergelijke – vervoeren nu immense planetaire stromen van de ‘vectoren’ van materie, energie, biota en informatie rond de wereld (zie Kader 2). De spaken maken ook continenten omspannende markten en geglobaliseerde bedrijven mogelijk, die op hun beurt weer de toenemende standaardisatie en homogenisatie van systeemelementen stimuleren, van financiële instrumenten tot kiemplasma voor landbouwproducten. In een krachtige positieve terugkoppelingslus leidt deze homogenisering vervolgens tot nog nauwere onderlinge verbindingen.

Helaas kunnen complexe systemen, die zowel gekenmerkt worden door een nauwe onderlinge verknooptheid als door een hoge mate van homogeniteit tussen de systeemelementen, bijzonder vatbaar zijn voor snelle en discontinue verandering,(3) net zoals dicht op elkaar geplante monoculturen in de landbouw kwetsbaar zijn voor verwoesting door ziekteverwekkers. Zelfs als er geen sprake is van een hoge mate van homogenisering, kunnen geleidelijke verschuivingen in exogene omstandigheden de veerkracht van een nauw gekoppeld systeem aantasten, totdat de stabiliserende terugkoppelingen overweldigd worden en het systeem omslaat naar een ander evenwicht.(4) En systemen die op zichzelf wellicht veerkrachtig zijn, kunnen vatbaarder worden voor zulke omslagen wanneer ze nauw verbonden zijn met andere systemen;(5) dergelijke onverwachte kwetsbaarheden ontstaan daar waar systeemelementen die er niet op ontworpen zijn om samen te werken, onbedoeld met elkaar verbonden worden.(6)

Kortom, de kern van de huidige polycrisis is gelegen in de nauw gekoppelde architectuur van onze mondiale systemen, aangezien dit uiteenlopende risico’s als onrust op de financiële markten, pandemieën, economische ongelijkheid en ideologisch extremisme verergert.(7) Deze risico’s zijn ‘eigen aan het proces van globalisering’; je kan ze misschien beheersen, maar niet elimineren.(8)

De huidige polycrisis is ook in een tweede opzicht zonder precedent. Als gevolg van het grondstoffenverbruik en de uitstoot van vervuilende stoffen raken de fysieke en ecologische systemen van de aarde steeds verder verwijderd van hun eerdere evenwichten, waardoor de stabiliteit van veel andere mondiale systemen die cruciaal zijn voor het welzijn van de mens – van de voedselproductie tot internationale veiligheid – in het geding komt. Onze uitstoot van broeikasgassen heeft bijvoorbeeld geleid tot een energie-onbalans (er komt meer warmte uit de ruimte binnen dan er uitgaat) aan het aardoppervlak van grofweg 0,9 watt per vierkante meter.(1) Deze extra energie – het equivalent van 600 duizend atoombommen van het formaat van Hiroshima die elke dag in de atmosfeer tot ontploffing komen – veroorzaakt steeds extremere stormen, overstromingen, hittegolven en droogtes, die miljarden mensen raken, waardoor steeds meer mensen ontheemd raken en de sociale instabiliteit en conflicten verergert.(2)

Figuur 1: Dit golfvormige diagram biedt een metaforische illustratie van het onderscheid tussen amplificatie- en acceleratieprocessen. De toenemende amplitude van de golf (toenemende hoogte en diepte van de pieken) en de toenemende frequentie (afnemende ruimte tussen de pieken) geven respectievelijk de amplificatie of versterking en de acceleratie of versnelling van systeemverstoringen weer. Gebeurtenissen die op hun piek bepaalde schadedrempels overschrijden die door de samenleving normatief zijn vastgesteld (in de vorm van de rode stippellijnen) vormen crisissen.

Tezamen zorgen hyperconnectiviteit en de destabilisatie van ecosystemen ervoor dat crisis-gebeurtenissen wereldwijd worden versterkt en versneld (zie Figuur 1). Sinds het hiv-virus vier decennia terug voor het eerst zijn opwachting maakte, zijn uitbraken van zoönotische virale ziekten bijvoorbeeld steeds ernstiger en frequenter geworden, van de SARS-uitbraak in 2002 tot H1N1 in 2009, MERS in 2012, ebola in 2014, zika in 2015, opnieuw ebola in 2018, Covid-19 in 2019 en recentelijk apenpokken en het Marburgvirus.(3) Ondertussen versnelt ook de opwarming van het klimaat: tussen 1970 en 2010 steeg de troposferische temperatuur op aarde met zo’n 0,18°C per decennium; tussen 2010 en 2040 zal deze opwarming naar verwachting toenemen naar 0,27°C per decennium, een stijging van 50 procent.(4)

En omdat deze opwarming uitbraken van zoönosen waarschijnlijker maakt, zullen twee op het eerste gezicht losstaande crises – pandemieën en extreem weer – steeds meer met elkaar verweven raken.(5)

Mondiale crises nemen echter niet alleen in kracht en snelheid toe, ze lijken zich ook te synchroniseren. ‘We zien nu wat er gebeurt wanneer alles overal tegelijk plaatsvindt,’ stelt expert internationale betrekkingen Stephen Walt.(1) Complexe en grotendeels niet erkende oorzakelijke verbanden tussen de mondiale economische, sociale en ecologische systemen lijken ervoor te zorgen dat veel risico’s tegelijkertijd of snel na elkaar kritiek worden (zie Figuur 2). Sterker nog, ‘het niet onderkennen van terugkoppelingen tussen systemen’ vormt op zichzelf al een cruciaal risico.(2)

Figuur 2: Een realistische analogie toont aan hoe een fysieke ‘spaak’ een vector kan overbrengen op een manier die systemen synchroniseert. Wanneer verschillende metronomen op een aflopende plank worden geplaatst, elk ingesteld om in hetzelfde tempo te slingeren, zij het steeds vanuit een andere uitgangspositie, zullen ze hun oscillaties snel synchroniseren, dat wil zeggen elkaars ritme overnemen. De plank (de ‘spaak’) geeft de kinetische energie (de vector) die door elke metronoom (een systeem) gegenereerd wordt door aan de andere metronomen. Wanneer twee metronomen toevallig hetzelfde ritme aannemen, zorgt hun gecombineerde kracht ervoor dat ze in de maat blijven slingeren. De energie die ze gezamenlijk via de plank overbrengen neemt toe, waardoor de andere metronomen worden aangespoord om hetzelfde ritme aan te nemen, totdat alle metronomen op de plank in unisono slingeren. Het proces vormt een positieve terugkoppeling die, hoewel onzichtbaar voor de ongetrainde waarnemer, een opvallend effect teweegbrengt: dat van inter-systemische synchronisatie.

Terwijl we doorgaans over een diepgravende wetenschappelijke kennis beschikken omtrent individuele systeemrisico’s zoals klimaatverandering en zoönotische virusziekten, blijft ons begrip van de causale mechanismen die deze risico’s, en de crises die ze veroorzaken, met elkaar verbinden oppervlakkig.(3) Het jaarlijkse Global Risk Report van het World Economic Forum onderscheidt bijvoorbeeld wel evidente verbanden tussen risico’s, maar gaat niet in detail op versterkende terugkoppelingslussen in.

Om die reden bieden we in de volgende afleveringen een analytisch kader dat ons meer inzicht kan verschaffen in de causale mechanismen die ten grondslag liggen aan de huidige polycrisis.

‘Synchronisatie’ kan uiteenlopende dingen betekenen. In de natuurkunde treedt synchronisatie op wanneer interacties tussen oscillerende objecten ervoor zorgen dat ze hun ritmes op elkaar afstemmen, zodat gebeurtenissen op hetzelfde moment of met dezelfde periodiciteit plaatsvinden.(1) Synchronisatie maakt gedrag vaak gelijkvormiger door ervoor te zorgen dat systeemelementen op dezelfde manier handelen, zoals wanneer glimwormen tegelijk oplichten of investeerders allemaal op hetzelfde moment een onderpresterend aandeel proberen te verkopen.(2) Het begrip synchronisatie kan ook ruimer gebruikt worden, bijvoorbeeld wanneer het verwijst naar gebeurtenissen die elkaar snel opvolgen.

In Figuur 3A werken spanningen en een trigger binnen een enkel systeem zodanig op elkaar in dat ze een crisis te veroorzaken. Het vermenigvuldigingsteken geeft aan dat de spanningen en de trigger beide noodzakelijke oorzaken voor de crisis zijn en dat de trigger de impact van de onderliggende spanningen vermenigvuldigt. Figuur 3B geeft het bovenstaande proces weer aan de hand van een ‘stabiliteitslandschap’, een visuele metafoor die stabiliteit en verandering in complexe systemen representeert. De horizontale as geeft het bereik van mogelijke systeemtoestanden weer, gedefinieerd door uiteenlopende waarden van de kerntoestandsvariabelen van het systeem; ze verdicht (figuurlijk gesproken) een n-dimensionale toestandsruimte tot één dimensie. De verticale as vertegenwoordigt de graad van stabiliteit van het systeem; lagere posities duiden op een grotere stabiliteit (en dus een grotere waarschijnlijkheid) dan hogere. De bal representeert de toestand van het systeem – de waarden van de belangrijkste toestandsvariabelen – op een bepaald moment in de tijd. De bal heeft de neiging om naar beneden te rollen – naar toestanden met een hogere waarschijnlijkheid – alsof hij door de zwaartekracht naar een grotere stabiliteit in een ‘aantrekkingsbekken’ wordt getrokken. Maar de bal nestelt zich nooit helemaal op de bodem van zijn bekken; in plaats daarvan wordt hij binnen het bekken voortdurend heen en weer geslingerd door de interne processen van het systeem en door verstoringen vanuit de omgeving. Elk bekken vertegenwoordigt een dynamisch evenwicht – een reeks terugkoppelingen en relaties die het gedrag van het systeem inperken en het, te midden van al zijn korte-termijn-fluctuaties, op de lange termijn stabiel houden. Gezamenlijk zorgen de bekkens ervoor dat de systeemtoestand binnen de begrensde gebieden van het volledige landschap blijft.

Een kritische transitie (ook bekend als een ‘regime shift‘) treedt op wanneer een verstoring het systeem van een gevestigd evenwicht naar een nieuw evenwicht duwt dat een andere set van systeemtoestanden en gedragingen omvat. Is een systeem eenmaal uit zijn evenwicht gebracht, dan kan het of naar een ander bekken bewegen en zo zijn kritische transitie voltooien, of naar zijn oorspronkelijke evenwicht terugkeren (mits ook de omstandigheden naar hun uitgangswaarde zijn teruggekeerd), of het kan door het landschap bewegen zonder zich te vestigen. De laatste situatie vormt een systeemcrisis – een onvolledige kritische transitie waarbij het systeem het ene aantrekkingsbekken heeft verlaten maar zich nog niet in een ander heeft gevestigd, en dus in een zeer onstabiele en potentieel schadelijke toestand verkeert. Figuur 3B illustreert hoe systeemspanningen een aantrekkingsbekken ondieper kunnen maken, zodat een trigger-gebeurtenis het systeem gemakkelijker uit zijn evenwicht kan brengen.

De synchronisatie van wereldwijde crises (in welk van de bovenstaande betekenissen ook) roept een cruciale vraag op: door wat voor soort interacties en terugkoppelingen raken crises in meerdere mondiale systemen op elkaar afgestemd?

Deze relaties blijven ondoorzichtig en onderbelicht. Daarom opperen we in de volgende afleveringen een analytisch kader dat als een richtsnoer fungeert voor het onderzoek naar de causale mechanismen die wereldwijde crises met elkaar verbinden.

Wetenschappers en beleidsmakers hebben de neiging om crises afzonderlijk van elkaar te analyseren en aan te pakken. Dat wil zeggen, ze hebben de neiging om de oorzaken en gevolgen van een bepaalde crisis door de lens van één enkel systeem te bekijken. Dit kan een nuttig analytisch uitgangspunt zijn. Om die reden vertrekt ons basismodel vanuit één enkel systeem (zie Figuur 3) en stelt het dat een crisis zich voordoet wanneer één of meer traag bewegende spanningen in wisselwerking treden met een snel bewegende trigger-gebeurtenis, die het systeem uit zijn evenwicht haalt en in een toestand van disbalans of instabiliteit duwt.* In overeenstemming met onze eerdere definitie van het begrip crisis (aflevering 8) komt deze disbalans tot uiting in de vorm van een plotse (niet-lineaire) gebeurtenis of reeks van gebeurtenissen die een groot aantal mensen aanzienlijke schade berokkent.

Een complex systeem is niet statisch. Er zijn voortdurend interne processen (bijvoorbeeld negatieve terugkoppelingen) aan het werk die de toestand van het systeem (in Figuur 3B voorgesteld als een bal) binnen een bepaald waardebereik houden (voorgesteld als een ‘aantrekkingsbekken’ in een ‘stabiliteitslandschap’). Spanningen zijn traag bewegende processen – breuklijnen, nieuwe contradicties en zich verdiepende kwetsbaarheden – die zich in de loop van de tijd in het systeem opstapelen en de stabiliserende terugkoppelingen aantasten, waardoor die minder goed in staat zijn om de toestand van het systeem binnen het vastgestelde bereik te houden. Metaforisch gesproken wordt het bekken waarin het systeem zich bevindt ondieper.

Spanningen zijn krachten die zich gedurende lange perioden ophopen totdat ze plotseling vrijkomen, zoals wanneer tektonische spanningen aardbevingen veroorzaken of een lang onderdrukte gemeenschap plots in opstand komt. Contradicties hebben betrekking op tegenstrijdige en zichzelf ondermijnende krachten binnen een systeem, zoals de neiging van de neoliberale wereldeconomie om economische en ecologische verstoringen te veroorzaken die een bedreiging vormen voor de sociale en ecologische stabiliteit waarvan ze afhankelijk is. En kwetsbaarheden houden verband met de mogelijke trajecten die naar systeemfalen voeren. Dat wil zeggen, een vorm van falen dat een systeem ontwikkelt naarmate het complexer wordt, zoals wanneer de nauwe verknoping en homogeniteit van het financiële systeem een uitwaaierende wereldwijde financiële crisis mogelijk maakt.

Spanningen werken vaak op wereldschaal, en omdat ze zo traag bewegen zijn de veranderingen die ze door de tijd heen doormaken doorgaans enigszins voorspelbaar. Tot de huidige spanningen in onze mondiale systemen behoren toenemende sociaaleconomische ongelijkheden, toenemende grondstoffenschaarste, een toenemende schuldenlast, de opwarming van het klimaat en ecologische degradatie. Door de contouren van het stabiliteitslandschap te hertekenen, zorgen deze spanningen voor verschuivingen in de waarschijnlijkheid van toekomstige mondiale ontwikkelingen en creëren ze systeemrisico’s – dat wil zeggen, potentiële routes door dat landschap in de richting van een crisis.

Een trigger-gebeurtenis is een snel bewegend proces dat, in wisselwerking met trager verlopende spanningen, een systeemtoestand uit zijn evenwicht duwt. Is het aantrekkingsgebied van het systeem als gevolg van die spanningen ondieper geworden, dan zal een omvangrijke trigger-gebeurtenis eerder in een dergelijk disbalans resulteren. Trigger-gebeurtenissen zijn meestal stochastisch, onvoorspelbaar en lokaal of regionaal van schaal, maar ze kunnen gevolgen hebben voor het hele mondiale systeem. Ze omvatten fenomenen zoals politieke opstanden, prijspieken voor kritieke goederen en diensten, faillissementen van grote bedrijven en het verlies van sleutelsoorten in specifieke ecosystemen.

Een systeem belandt in een crisistoestand wanneer het zijn gevestigde aantrekkingsgebied verlaat. Een crisis heeft dus drie bepalende eigenschappen: de toestand van het systeem is instabiel (dat wil zeggen uit evenwicht), de verandering in de toestand van het systeem volstrekt zich relatief plotseling en de resulterende instabiliteit veroorzaakt aanzienlijke schade voor de mens.

Is het systeem eenmaal uit zijn evenwicht gebracht, dan bevindt het zich in een turbulente toestand die stabiliserende mechanismen ontwricht en schadelijke gevolgen heeft, zoals ernstig inkomensverlies of doden en gewonden als gevolg van gewelddadige conflicten, ondervoeding, hongersnood of ziekte.

Een crisis eindigt wanneer het systeem naar een evenwicht terugkeert – ofwel door naar het oorspronkelijke aantrekkingsbekken terug te gaan of door een nieuw bekken te betreden. Keert de systeemtoestand terug naar zijn oorspronkelijke bekken en blijft dat bekken ondiep, dan zal er waarschijnlijk een nieuwe crisis uitbreken. Vestigt de systeemtoestand zich in een nieuw aantrekkingsbekken, dan heeft het zijn kritieke transitie voltooid en is het van de ene set van systeemgedragingen gekanteld naar een andere set met zijn eigen stabiliserende interne processen.

Idealiter vindt dat einde plaats als het systeem een bekken binnengaat dat normatief gunstig systeemgedrag versterkt en voldoende diep (dat wil zeggen stabiel) is om een nieuwe crisis te voorkomen. Maar het systeem kan ook een schadelijk en ongewenst – zij het wel zeer stabiel – bekken betreden, bijvoorbeeld een dat gekenmerkt wordt door grootschalige economische deprivatie en politieke onderdrukking. In een dergelijke situatie is het niet zozeer de instabiliteit van de crisis als wel de nieuwe, destructieve stabiliteit van het systeem die ernstige schade berokkent.* Denk aan systemen als slavernij en imperialisme, en het immense lijden dat zij gedurende lange perioden teweeg hebben gebracht – niet als crises, maar juist ten gevolge van hun stabiliteit en veerkracht.

De wereldwijde krediet- of bankencrisis van 2008-9 illustreert ons basismodel. Ze kwam voort uit de combinatie van verschillende traag verlopende processen, waaronder de groeiende wereldwijde handel in ondoorzichtige financiële instrumenten die geëffectiseerd waren op basis van overgewaardeerde huizenmarkten, en de toenemende onderlinge afhankelijkheid van de balansen van grote financiële instellingen door kruislingse deelnemingen aan deze instrumenten. De ineenstorting van Lehman Brothers was de trigger-gebeurtenis die een cascade van wanbetalingen in gang zette. De crisis eindigde toen centrale banken grote commerciële banken voor een bankroet behoedden, de rente verlaagden en ongekende hoeveelheden liquiditeit in hun nationale economieën injecteerden. Het wereldwijde economische systeem vestigde zich in een nieuw desinflatoir evenwicht van zwakke vraag, lage groei en uitzonderlijk lage rentevoeten, dat tot het begin van de coronapandemie aanhield.

Gedurende deze hele periode en tot op de dag van vandaag heeft de wereldeconomie te kampen gehad met bijkomende spanningen – waaronder in de meeste landen een toenemende economische ongelijkheid en een verergerende klimaatontwrichting – die haar sociale en ecologische fundamenten geleidelijk hebben verzwakt en die hebben bijgedragen aan de afkalvende seculaire groei van de mondiale economie.(1) Deze veranderingen resulteerden tenslotte in het gestaag ondieper worden van het aantrekkingsbekken van het mondiale kapitalisme, waardoor het risico op toekomstige systeemcrises toeneemt.

Geen enkel conceptueel schema kan de complexe causale, ruimtelijke en temporele kenmerken van specifieke wereldwijde crises volledig omvatten. Maar ons basismodel van een enkel systeem voorziet onderzoekers van het instrumentarium om een onderscheid te kunnen maken tussen de drie kernelementen – te weten spanningen, triggers en crises – en de interacties tussen deze elementen vervolgens in kaart te brengen.

Figuur 4 in de volgende aflevering toont de mogelijke soorten interacties binnen een enkel systeem.


Een wereldwijde polycrisis wordt echter gekenmerkt door interacties tussen systemen. In Figuur 5 laten we zien hoe de elementen van ons basismodel (spanningen, triggers en crises) tussen systemen kunnen interageren.

De mogelijke interacties tussen systemen die in Figuur 5 worden getoond, zijn gebaseerd op – en vormen een echo van – de vooruitgang in ecologisch onderzoek. Evenals andere wetenschappers en beleidsmakers hebben ook ecologen zich goeddeels beperkt tot het bestuderen van kritieke transities binnen geïsoleerde ecosystemen. Recentelijk is er echter baanbrekend ecologisch onderzoek gedaan naar de causale verbanden tussen dergelijke transities in meerdere ecosystemen.(1)

Hierover lezen we meer in de volgende aflevering.

Dat onderzoek, van de hand van Juan Rocha, Garry Peterson en collega’s, vergelijkt de dertig kritische ecosysteemtransities die in kaart zijn gebracht in de Regime Shifts Database* en onderscheidt drie typen causale relaties tussen hen:*

Gemeenschappelijke spanningen: Een gemeenschappelijke spanning kan de veerkracht van meerdere systemen aantasten, of de spanningen die van invloed zijn op één systeem kunnen in wisselwerking treden met spanningen in een ander systeem, zoals weergegeven in Figuur 5A (zie de vorige aflevering).
Domino-effecten: Een crisis in één systeem kan de spanningen in een ander systeem beïnvloeden en een trigger-gebeurtenis ontketenen die een ander systeem uit zijn evenwicht en in een crisissituatie duwt, of de vorm van een crisis in een ander systeem veranderen, zoals afgebeeld in Figuur 5B en Figuur 5C. Domino-effecten werken in een tijdsvolgorde.
Inter-systemische terugkoppelingen: Spanningen, trigger-gebeurtenissen en andere ontwikkelingen die uit een crisis voortkomen, kunnen terugkoppelingslussen vormen die crises in twee of meer systemen afremmen of, gebruikelijker, versterken. Terugkoppelingseffecten kunnen worden weergegeven in de vorm van combinaties van de processen in de figuren 5A, 5B en 5C, zoals geïllustreerd in Figuur 6.

De drie vormen van interactie die we in figuur 5 identificeren, kunnen als ideaaltypen worden gezien; tezamen bieden ze een ‘grammatica’ van causale interacties tussen systemen die gebruikt kan worden om hypothesen voor het polycrisis-onderzoek te formuleren.

De volgende 2 afleveringen bieden een overzicht van verdere toepassingen en voorbeelden.

Veel mondiale systemen ondergaan momenteel een radicale verandering. De gelijktijdigheid van deze verandering is waarschijnlijk geen toeval; die doet vermoeden dat gemeenschappelijke spanningen een synchronisatie van het onderliggende systeemgedrag veroorzaken (zie Figuur 5A in aflevering 15), hetgeen de versnelling, verergering en kennelijke synchronisatie van de huidige mondiale crises (op zijn minst gedeeltelijk) kan verklaren.

• Het milieusysteem van de aarde verlaat het Holoceen-evenwicht en betreedt een periode van instabiliteit als gevolg van antropogene verstoringen van het klimaat en van andere fysische en ecologische systemen.(1) Deze instabiliteit veroorzaakt nu al enorme schade voor de mens en de gevolgen kunnen in de nabije toekomst catastrofaal worden.(2)

• Het wereldwijde menselijke energiesysteem stapt geleidelijk af van zijn afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Of deze verschuiving zal uitmonden in een nieuw, koolstofvrij energie-evenwicht is onzeker: technologische knelpunten en oppositie vanuit delen van de gevestigde orde kunnen de voortgang belemmeren. De economische voordelen van deze verschuiving zijn eveneens onzeker: het zou de mensheid er uiteindelijk toe kunnen dwingen om haar energieverbruik per hoofd van de bevolking te verlagen.(3)

• Het internationale veiligheidssysteem maakt een overgang door van een wereldorde gebaseerd op Amerikaans leiderschap (een ‘pax Americana’) naar een onzekere en waarschijnlijk minder stabiele multipolaire orde die wordt gekarakteriseerd door de opkomst van China en een machtsspreiding waaraan een veel breder scala aan actoren deelneemt.(4) Historisch gezien gaan dergelijke overgangen gepaard met grote oorlogen.(5)

• Het mondiale economische systeem verschuift van een neoliberaal economisch regime – een regime dat zichzelf ondermijnt door toenemende instabiliteit, ongelijkheid en milieu-externaliteiten – naar een regime waarvan de contouren nog onbekend zijn, maar dat wellicht getekend wordt door een grotere mate van dirigisme en economische integratie binnen ideologische blokken.(6)

• Het informatiesysteem is onderhevig aan een radicale verandering als gevolg van kunstmatige intelligentie, met vooralsnog onduidelijke maar wellicht ongekende gevolgen voor de werkgelegenheid, de besluitvorming en de persoonlijke, nationale en mondiale veiligheid.

De gelijktijdigheid van radicale veranderingen in deze systemen komt wellicht voor een belangrijk deel voort uit hun onderlinge afhankelijkheid, zoals we in aflevering 10-14 hebben betoogd. Spanningen die van invloed zijn op één systeem kunnen spanningen veroorzaken in andere systemen (zie Figuur 5A). Tot de spanningen in het mondiale energiesysteem behoren bijvoorbeeld de afnemende thermodynamische kwaliteit van de resterende voorraden aan fossiele brandstoffen, een trend die de energiekosten (en dus ook de CO₂-uitstoot) van de winning verhoogt. De CO₂-uitstoot van fossiele brandstoffen veroorzaakt op zijn beurt spanningen in het Earth System, zoals de ontwrichting van het klimaat en van ecosystemen. Maar de mogelijkheden om fossiele brandstoffen met andere, koolstofvrije energiebronnen te vervangen zijn beperkt.(7) De meeste beschikken bijvoorbeeld over een relatief lage energiedichtheid, waardoor ze niet geschikt zijn om als primaire energiebronnen te dienen voor de huidige stedelijke gebieden en hun productiefaciliteiten, die beide een hoge energiedichtheid vereisen.(8) Ook is het transport over lange afstanden nog steeds vrijwel volledig afhankelijk van fossiele brandstoffen en blijven ze essentieel voor de productie van staal, cement, plastic en kunstmest.(9)

Spanningen in het mondiale energiesysteem leiden dus tot spanningen in de mondiale voedsel-, transport- en economische systemen.

Bovendien kunnen spanningen in één mondiaal systeem reorganisaties in andere systemen bevorderen of beperken. De transformatie van het Earth System of aardsysteem naar een post-Holoceen-toestand is bijvoorbeeld van invloed op veranderingen in het mondiale energiesysteem en daarmee op het mondiale economische systeem. Strijd om de hegemonie in het internationale veiligheidssysteem kan de samenwerking tussen regeringen ondermijnen, die nodig is om het mondiale energiesysteem zodanig te reorganiseren dat de invloed van dat systeem op het aardsysteem afneemt.

Een invalshoek die de theorie van de adaptieve cyclus wordt genoemd, oppert dat een aantal mondiale systemen mogelijk op het punt staan om een catastrofale reorganisatie te ondergaan. Mondiale energie-, voedsel- en financiële systemen zijn almaar complexer geworden, en hun onderdelen zijn almaar gespecialiseerder en almaar nauwer onderling verbonden geraakt, doordat bedrijven met elkaar concurreren om hun productiviteit en efficiëntie te maximaliseren. Deze veranderingen hebben deze systemen in een aantal opzichten verstard en minder veerkrachtig gemaakt. Volgens de theorie van de adaptieve cyclus zijn systemen met dergelijke kenmerken gevoelig voor uitval en reorganisatie.(1) Wanneer meerdere systemen zich in deze fase van de cyclus bevinden – zoals bij verschillende mondiale systemen nu het geval lijkt te zijn – kan de uitval van één systeem de uitval van andere systemen veroorzaken.

Een dergelijke cascade van uitval binnen systemen is een voorbeeld van het domino-effect. De domino-metafoor veronderstelt een lineaire keten van oorzaak en gevolg, waarin de ene crisis de andere oproept, enzovoort. De interacties tussen wereldwijde crises verlopen uiteraard minder simpel. Een crisis in één systeem kan invloed hebben op de spanningen en/of de trigger-gebeurtenissen die een ander systeem een crisis in manoeuvreren (zie Figuur 5B); de gebeurtenissen die uit de ene crisis voortvloeien, kunnen het gedrag van een ander systeem in crisis beïnvloeden (zie Figuur 5C). In tegenstelling tot eenvoudige causale ketens gaat dit type interacties verbindingen aan over meerdere systemen om uiteindelijk multicausale netwerken te vormen.

Figuur 7 in de volgende aflevering illustreert het domino-effect door een causaal netwerk van spanningen, triggers en crises tussen verschillende mondiale systemen in kaart te brengen – met name de systemen die gericht zijn op de gezondheid, het milieu, de economie, de internationale veiligheid en de sociale orde en het bestuur – van het verleden via het heden naar mogelijke (en enigszins speculatieve) uitkomsten in de toekomst. De temporele logica van links naar rechts van dergelijke kaarten helpt bij het traceren van het verloop van de gebeurtenissen, maar is niet in staat om de recursieve terugkoppelingslussen weer te geven die de synchronisatie aansturen. Deze terugkoppelingen worden in plaats daarvan geïllustreerd in de causale lusdiagrammen in Figuur 8 in aflevering 20.

Domino-effecten zijn causale relaties die zich slechts in één richting bewegen. Daarin verschillen ze van terugkoppelingslussen die we in aflevering 21 behandelen.

Domino-effecten zijn causale relaties die zich slechts in één richting bewegen. Maar systeemgedrag kan soms zijn eigen oorzaken beïnvloeden, waardoor er terugkoppelingslussen ontstaan. Negatieve (dat wil zeggen dempende) terugkoppelingen hebben de neiging om systemen te stabiliseren door verandering te neutraliseren, zoals wanneer er in markten correcties optreden voor overgewaardeerde activa. Positieve (dat wil zeggen zelfversterkende) terugkoppelingen hebben betrekking op twee of meer variabelen die elkaar voeden in spiralen van op hol geslagen groei of verval, zoals bij een wapenwedloop of beurscrash.

Wij stellen dat terugkoppelingen voortkomen uit combinaties van de interacties zoals die in de figuren 5A, 5B en 5C zijn afgebeeld en dat die combinaties de crisis-synchronisatie voortbrengen die zich in een polycrisis voordoet. Hoewel de ene crisis de andere soms kan temperen – bijvoorbeeld wanneer een beurscrash een storing in het communicatiesysteem veroorzaakt die het kuddegedrag vertraagt – ontstaat het echte gevaar wanneer interacties tussen de oorzaken en gevolgen van twee crises een positieve terugkoppeling creëren waarbij de ene crisis de andere blijft verergeren. Positieve terugkoppelingen kunnen institutionele waarborgen en beschermingsmaatregelen snel overweldigen. En ze kunnen een acuut beleidsdilemma creëren, waarin de ene crisis niet kan worden opgelost zonder eerst een tweede te verhelpen, terwijl de tweede niet kan worden opgelost zonder eerst de eerste te verhelpen.

Figuur 8 in aflevering 21 illustreert verschillende schadelijke positieve terugkoppelingen die in Kader 1 geïdentificeerd zijn en die zich nu binnen en tussen de mondiale systemen lijken te vormen. Vergeleken met Figuur 7, dat laat zien hoe spanningen, triggers en crises in de loop van de tijd in één richting uitwaaieren, belicht Figuur 8 de in verschillende richtingen bewegende interacties tussen crises en spanningen.

In Figuur 8A creëert economische turbulentie als gevolg van bijvoorbeeld inflatie, een financiële crisis en een hoge schuldenlast – of misschien als gevolg van schaarste van belangrijke hulpbronnen zoals energie, voedsel, water en grondstoffen – massale grieven en institutionele kansen voor populistische leiders om de politieke macht te grijpen en de rechtsstaat uit te hollen. De handelingen van deze leiders om autoritaire regimes te vestigen, putten zowel uit nationalistische, chauvinistische als antiglobalistische ideologieën. Vervolgens versterken ze deze door bijvoorbeeld buitenlanders, kosmopolitische elites en/of binnenlandse minderheden tot zondebok te maken. Hoewel hun pogingen om de nationale economie van de wereldeconomie te ontkoppelen de interne economische turbulentie over het algemeen juist verergeren, versterkt deze turbulentie paradoxaal genoeg vaak alleen maar de grieven zowel als de kansen die de leiders kunnen benutten om hun macht te consolideren (door ‘buitenlandse elementen’ of ‘interne vijanden’ – een ‘vijfde colonne’ – de schuld te geven voor de economische crisis). In het afgelopen decennium hebben we deze terugkoppeling aan het werk gezien in landen als Venezuela, Nicaragua, Rusland, Turkije, Zimbabwe, Myanmar en Sri Lanka.

In Figuur 8B laten we zien dat populistische, autoritaire regimes met een nationalistische en antiglobalistische ideologie over het algemeen minder vaak deelnemen aan internationale instellingen, minder met andere landen samenwerken en hun aandacht en middelen naar binnen richten. Zo verminderen ze de kans op economische uitwisselingen die wederzijds tot voordeel strekken en zien ze af van de pluspunten van globalisering, wat zowel binnenlands als wereldwijd kan bijdragen aan een verergering van de economische turbulentie.

In Figuur 8C geven we aan dat een tanende internationale samenwerking in de komende decennia de internationale inspanning om de klimaatontwrichting in te dammen met mogelijk desastreuze gevolgen kan uithollen. Frequentere extreme weersomstandigheden zullen dan allicht resulteren in migrantenstromen naar rijkere landen,(1) een toestroom die de steun voor nationalistische en isolationistische ideologieën in de ontvangende samenlevingen wellicht zal vergroten. De verergering van de economische turbulentie die hiervan het resultaat is, zou uiteindelijk tot emigratie uit deze rijkere landen kunnen leiden.

Tot slot laat Figuur 8D zien dat een nationalistische reactie op massa-immigratie waarschijnlijk geweld zal uitlokken tegen degenen die een veilig heenkomen zoeken zowel als tegen diegenen van wie het idee bestaat dat ze zich te empathisch tegenover buitenstaanders opstellen. Ondertussen kunnen extreme weersomstandigheden de spanningen tussen gemeenschappen verergeren, de ineenstorting van staten en burgeroorlogen veroorzaken en de kans op internationale conflicten over schaarse hulpbronnen, zoals water en voedsel, vergroten.

Geweld tussen burgers en oorlogen tussen staten hebben de neiging om het nationalisme verder aan te wakkeren, en kunnen nieuwe vluchtelingenstromen veroorzaken en de economische turbulentie te verergeren.

De twee in aflevering 19 en 21 geïllustreerde kaarttechnieken – de ene gericht op domino-effecten en de andere op inter-systemische terugkoppelingslussen – vullen elkaar aan, en tezamen maken ze een op de netwerkanalyse gebaseerde benadering van crises mogelijk. Ze helpen onderzoekers bij het identificeren van die knooppunten (spanningen, triggers of crises) die het invloedrijkst zijn (dat wil zeggen, die veel andere knooppunten in het netwerk beïnvloeden) of die de meeste kwetsbaarheid vertonen (dat wil zeggen, die het meest beïnvloed worden door andere knooppunten).(1)* In dit verband is de inflatie in Figuur 7 uitgesproken kwetsbaar, terwijl de pandemie juist invloedrijk is. Veel van de terugkoppelingslussen in figuur 8 lopen via het nationalisme- en antiglobalisme-knooppunt, wat doet vermoeden dat de ideologische reacties van mensen op verandering van grote invloed zal zijn op het vormgeven van de toekomst.

Netwerkkaarten van mondiale crises zijn uiteraard niets nieuws. Sinds 2007 bevat het jaarlijkse Global Risk Report van het World Economic Forum (WEF) soortgelijke diagrammen.(2). Het meest recente rapport(3) benoemt de ‘ineenstorting van staten’, de ‘erosie van de sociale cohesie’, de ‘ineenstorting van systemische toeleveringsketens’, ‘conflicten tussen staten’ en een ‘crisis van de bestaanszekerheid’ als de invloedrijkste mondiale risico’s (dat wil zeggen, de risico’s die het nauwst verbonden zijn met andere mondiale risico’s).

Hoewel de diagrammen van het WEF nuttige inzichten verschaffen in de architectuur van de huidige wereldwijde polycrisis, erkent het Forum de beperkingen ervan. Om te beginnen geven de links in de diagrammen alleen positieve correlaties tussen risico’s weer – dat wil zeggen, over de waarschijnlijkheid dat bepaalde risico’s gezamenlijk voorkomen – en geen causale verbanden tussen die risico’s.* Evenmin geven de diagrammen informatie over negatieve correlaties, waarbij het optreden van bepaalde risico’s de waarschijnlijkheid van andere risico’s verkleint.(4) Ook bieden deze netwerkkaarten slechts een statische momentopname van risicoverbindingen op een bepaald moment in de tijd; ze laten niet zien hoe risico’s en hun verbanden in de loop van de tijd – als gevolg van andere crises die weer andere risico’s activeren – evolueren. Tot slot zijn de data die ten grondslag liggen aan de WEF-diagrammen afkomstig van enquêtes onder directies en experts in het bedrijfsleven. Toen wetenschappers echter gevraagd werd om dezelfde mondiale risico’s te beoordelen, schatten die hun waarschijnlijkheid en schadelijkheid veel hoger in dan de respondenten van het WEF.(5)

Om deze uitdagingen aan te pakken, moet het opkomende onderzoeksprogramma voor polycrises prioriteit geven aan methodologische innovaties, die valide en betrouwbare metingen van kernvariabelen gebruiken om de causale mechanismen bloot te leggen die spanningen, triggers en crises met elkaar verbinden.

Wij betogen dat de wereld een zich verdiepende polycrisis doormaakt en stellen een conceptueel raamwerk voor om te begrijpen hoe crises (en hun opmaat in de vorm van spanningen en triggers) binnen mondiale systemen verstrengeld raken. Dit raamwerk zal onderzoekers helpen bij het identificeren en bestuderen van de causale mechanismen die crises versterken, versnellen en synchroniseren.

Op deze manier plaatsen we het polycrisis-concept in het centrum van een urgent nieuw onderzoeksprogramma. Dit programma kan gebruik maken van theorieën en methoden uit andere disciplines teneinde meer licht te werpen op de dynamiek van crisis-interacties. De complexiteitswetenschap verschaft het theoretische instrumentarium om kritische transities,(1) padafhankelijkheid,(2) stabiliteitslandschappen(3) en de onderliggende bronnen van complexiteit te verklaren.(4) De netwerkwetenschap verheldert de manier waarop elementen binnen mondiale systemen met elkaar verbonden zijn, met inbegrip van de interacties tussen netwerken.(5) En process tracing (een methode die binnen de sociale wetenschappen toegepast wordt voor historisch onderzoek) stelt onderzoekers in staat om causale mechanismen te onderscheiden in situaties waarin gecontroleerde casusvergelijkingen onmogelijk zijn, zoals wanneer crisis-interacties die zich voordoen historisch gezien geen precedent kennen.(6)

Gericht empirisch onderzoek naar specifieke crisis-interacties kan de basis vormen voor een leidraad voor beleidsmakers en andere actoren om door de polycrisis te kunnen laveren. Onze analyse wijst op drie brede beleidsimplicaties.

Focus op crisis-interacties, niet op geïsoleerde crises: Overheden hebben de neiging om zich op individuele en onmiddellijke bedreigingen te richten, wat dikwijls een ineffectieve beheersing van systeemrisico’s tot gevolg heeft.(7) Aangezien de huidige crises causaal met elkaar verstrengeld zijn, kunnen ze noch volledig worden begrepen noch los van elkaar worden aangepakt. Een alomvattende aanpak is noodzakelijk – een ‘geïntegreerde beoordeling’ van het volledige scala aan onderling verbonden crises –, vooral wanneer beleid dat gericht is op het aanpakken van de ene crisis de inspanningen om andere crises op te lossen kan ondermijnen.(8)

De twee laatste beleidsimplicaties komen in de volgende en laatste aflevering aan bod.

Richt je op de systeemarchitectuur, niet op losse gebeurtenissen: Het concept van de polycrisis benadrukt ook de rol van nauw onderling verknoopte mondiale systemen, zoals de ‘spaken’ waarlangs de oorzaken en gevolgen van uitwaaierende crises worden doorgegeven. Beleidsmakers moeten werken aan het veranderen van de systeemstructuren die dergelijke gevaren veroorzaken. Zo kunnen ze bijvoorbeeld negatieve, dempende terugkoppelingen versterken die schadelijke positieve terugkoppelingen neutraliseren. In sommige gevallen zijn ze wellicht in staat om de onderlinge verknoping terug te dringen of buffers (of brandschotten) te creëren op plaatsen waar het systeem kwetsbaar is. Recente pogingen om financiële instellingen die als systeembanken zijn aangemerkt strenger te reguleren, laten zien dat overheden en internationale instanties dit principe beginnen te internaliseren. Maar er kan nog veel meer worden gedaan om de technologische infrastructuur te beschermen (bijvoorbeeld door de veerkracht van cruciale communicatiesystemen te vergroten bij uitval van het elektriciteitsnet en satellieten), om voedselsystemen te versterken (bijvoorbeeld door buffers aan te leggen tegen het risico van gelijktijdige graanmisoogsten(1) en om pandemieën tegen te gaan die van dier op mens worden overgedragen (bijvoorbeeld door het inperken van markten waar levende have wordt verhandeld en de consumptie van bushmeat en de illegale handel in wilde dieren in te perken). Algemeen gesproken moeten beleidsmakers bij het evalueren van beleidsresultaten niet alleen gespitst zijn op efficiëntie, maar ook op veerkracht, wat in de praktijk betekent dat ze beleidsdiversiteit, experimenten en overtolligheid moeten aanmoedigen, wat stuk voor stuk elementen zijn van adaptief beheer.

Benut interventiepunten met een grote hefboomwerking: Veel van de kenmerken van complexe systemen die polycrises veroorzaken, bieden ook mogelijkheden voor systemische transformaties in de richting van meer wenselijke toekomsten. Zijn systemen gevoelig voor non-lineariteit, positieve terugkoppelingen en kritische transities, dan kan een relatief geringe actie een aanzienlijk effect sorteren, mits deze is toegesneden op de kenmerken van het systeem.(2) Een op de netwerkwetenschap gebaseerde polycrisis-visualisatie en -analyse kan helpen bij het identificeren van dergelijke interventiepunten.

Het concept van de polycrisis kan ons helpen om de onderling verbonden crises in de wereld beter aan te pakken, mits het effectief wordt verankerd in een wetenschappelijk onderzoeksprogramma dat zich richt op praktische stappen om de beleidsresultaten te verbeteren. Het kan informatie verschaffen over strategieën om de versterking, versnelling en synchronisatie van crises te voorkomen en om adequaat te reageren wanneer zich polycrises voordoen. Maar dan moet dit onderzoeksprogramma wel nu van start gaan.

‘Gewoon maar op de huidige weg doorgaan,’ zo stelt de secretaris-generaal van deVerenigde Naties António Guterres, ‘kan een ineenstorting van de wereldorde tot gevolg hebben, en tot een wereld van permanente crises leiden waarin alleen de winnaars het voor het zeggen hebben’.(3)

Print Friendly, PDF & Email