Kroniek van een aangekondigde zelfmoord: Inleiding

JAN VAN ARKEL*

Als het land-ijs smelt gaat de zeespiegel stijgen. Dat klinkt eenvoudig. Maar bedenk eens het volgende. De benodigde energie om ijs te laten smelten (of om water te laten verdampen) is enorm. Dit gebeurt dus niet zomaar even. Het vergt 80 calorieën per gram om ijs in water om te zetten en het kost het zesvoudige daarvan om van water waterdamp te maken. Omgekeerd geeft waterdamp in de lucht die tot sneeuw wordt en op aarde valt 675 calorieën per gram af aan de lucht.* Die lucht wordt warmer en zulke warmte raakt door vermenging en uitwisseling verspreid over de aarde.

Er bestaat dus een nauw verband tussen het warmtebudget van de aarde en de hoeveelheid ijs die gevormd wordt of smelt.

Het meeste ijs van de laatste ijstijd is de afgelopen 18.000 jaar gesmolten. Het restant aan de Noordpool is naar verhouding een klein beetje. Volgens een oude berekening van Sir John Mason van het Britse Meteorologisch Instituut is er in deze periode een doorsnee overschot aan zonnestraling geweest van tussen de 4,4 en 1,0 x 1024 calorieën (een tien met 24 nullen dus). En dat klopte aardig, maar niet genoeg, met het ‘Milankovitch-model’ dat de ijstijden en interglaciale perioden verklaart uit variaties in de aardbaan rond de zon, en de helling en het wiebelen van de aardas.*

Waar het hier om gaat, is dat dit soort berekeningen pure natuurkunde is. Het klimaat, en de verandering daarin, werd aanvankelijk benaderd alsof het louter een natuurkundige kwestie was. Deze benadering, die loopt tot in de jaren ’80, is het onderwerp van artikel 1 van deze serie ‘De aarde als natuurkundig verschijnsel: extreem weer verwacht’.

Intussen kijken we verder en nu zijn complexiteit en Gaia in beeld.

.
Als aan de Noordpool het zee-ijs smelt, komt er een donker wateroppervlak voor in de plaats. Dit donkere oppervlak absorbeert veel meer zonnewarmte dan het reflecterende zee-ijs. Die warmte vreet weer aan het ijs, zowel aan de randen en van onderen, als warm water, als van boven, als warmere lucht. Dat levert weer meer zee en minder ijs op. Er is sprake van een positieve terugkoppeling. En dan kan een omslagpunt volgen, waarin de hele situatie in een klap doorslaat.

Even leek het erop dat dit aan de Noordpool plaatsvond toen in de zomer van 2007 een enorme hap ijs verdween. (Zie figuur 5 in serie 2, aflevering 8.) Maar die extreme daling werd in de afgelopen jaren gelukkig nog geen complete ineenstorting, hoewel de afkalving almaar doorgaat en het ijs wel veel dunner, en dus kwetsbaarder, is geworden.

En de warmte aan de Noordpool heeft dan weer repercussies voor het smelten van het ijs op Groenland, het smelten van permafrost in Siberië en Canada en het opwarmen van het zeewater, drie effecten die elk weer hun eigen gevolgen kunnen hebben: methaanproductie en gevaar voor de Golfstroom (figuur 1).

Dit aspect van terugkoppelingen en niet-lineaire verandering in het klimaat kreeg aandacht vanaf de jaren ’80. Deze benadering is het onderwerp van artikel 2 van deze serie ‘De aarde als complex systeem’.

Figuur 1: De vicieuze cirkel van opwarming en afsmelten in de zee aan de Noordpool, met drie uitwaaierende effecten op de zee en het land.

Maar er is meer.

Als de oceaan warmer dan 10 (à 12) graden Celsius wordt, voorziet zij algen niet meer goed van voedingsstoffen, met als gevolg dat ze dan niet floreren. Bij opwarming van de oceanen schuift de grens waar het water warmer is dan 10 graden Celsius naar de polen op. In totaal wordt het gebied waarin algen floreren dus kleiner en dat heeft gevolgen. De algen scheiden namelijk een stof af, dimethylsulfide, die een link vormt met de wolkenvorming – wolken die de aarde afschermen voor zonnestraling. Zo blijkt het wel en wee van de algen verbonden te zijn met de mate waarin de Aarde zonlicht kan weerkaatsen. Bovendien zuigt de groei van algen kooldioxide uit de atmosfeer, want als ze sterven zakken ze naar de zeebodem, waardoor de levende oceaan een effectieve put is waarin een deel van de kooldioxide die wij uitstoten, verdwijnt.

James Lovelock ziet zulke processen als terugkoppelingen waarmee Gaia – de levende èn de dode natuur tezamen, als doelgericht geheel – de levensomstandigheden op Aarde in stand houdt. Maar dat doet Gaia niet speciaal voor ons mensen. Juist wij kunnen gemist worden als kiespijn als Gaia naar de noodtoestand doorslaat.* Dit is het onderwerp van artikel 3 van deze serie ‘De Aarde als levend systeem: Gaia’.

Nu twee afleveringen over mijn geschiedenis met het klimaat en de betekenis van de titel ‘Kroniek van een aangekondigde zelfmoord’.

De titel van deze serie luidt ‘Kroniek van een aangekondigde zelfmoord’. Het woordenboek omschrijft ‘kroniek’ als: ‘verhaal van gedenkwaardige gebeurtenissen, in tijdsorde gerangschikt, maar zonder onderlinge samenhang’. Dat is wat ik doe in deze serie. Ik houd losjes een chronologische volgorde aan. Die volgorde ontleen ik in de eerste twee artikelen gedeeltelijk aan de klimaatboeken die ik (als Uitgeverij Jan van Arkel) vanaf 1983 uitgaf. In artikel 3 volg ik de chronologie die Lovelock zelf aanhoudt.

De conclusie is dat het vrijwel zeker zeer binnenkort totaal mis gaat. Het klimaat wordt dan ondraaglijk. Alleen drastisch en onmiddellijk ingrijpen helpt misschien nog, maar tot nu toe lukt dat maar niet. Er zijn barrières. In artikel 4 gaat het over die al of niet onneembare hordes die we moeten slechten om het tij te keren. Daar komt het element ‘zelfmoord’ tevoorschijn, want ik denk niet dat we al de hordes die ik opsom, kunnen nemen. De redenen daarvoor liggen ook besloten in onze verhouding tot de natuur. Die verhouding is het onderwerp van artikel 5.

Laten we eerst nog even teruggaan in de tijd. Dan weet u beter wie ik ben. Om te beginnen schreef ik zelf het eerste klimaatboek:

Jan van Arkel, Wat is er mis met het weer? – Broeikaseffect of nieuwe ijstijd?, 1983, nr 21/22 in de serie Ekologie van de milieugroep Aktie Strohalm te Utrecht

En zo gaat het rijtje klimaatboeken verder:

Martijn van Calmthout, Het broeikaseffect, een uitgave samen met Milieudefensie uit 1990

Rolf Roos (red.), Opgewarmd Nederland, 2004 met dvd

In 2007 en 2008 verschenen vier 5-euro pockets (expres zo goedkoop mogelijk gemaakt), toen al losjes met de indeling weten, doen en hopen:

Fred Pearce, De laatste generatie – hoe de natuur wraak neemt voor het broeikaseffect (‘weten’, zo werkt het klimaat), in herdruk verschenen in de Paradigmaserie

George Monbiot, Hitte – hoe voorkomen we dat de planeet verbrandt? (‘doen’, zo besparen we 90%), uitverkocht, staat als pdf bij Andere boeken.

Mark Lynas, Zes graden – onze toekomst op een warmere planeet (‘hopen’: dat het zover niet komt), uitverkocht, staat als pdf bij Andere boeken.

David Fleming, Energieslank leven met klimaatdukaten – stapsgewijs minder energieverbruik voor allemaal (‘doen’, besparen met een voor iedereen gelijk fossiele-energiebudget), staat bij Andere boeken (zie aflevering 8).

Over het Antropoceen en de planetaire grenzen verscheen dan tenslotte in 2011:

Mark Lynas, De mens als god – hoe de aarde het Antropoceen kan doorstaan (dat een nogal ecomodernistische inslag heeft, met een optimisme dat ik persoonlijk niet deel, zoals zal blijken in artikel 4).

Tussendoor gaf ik ook nog van Marcel Kok & Wouter de Groot (red.) Een klimaat voor verandering uit en in het Engels een academisch boek over klimaatmodellen, en nog een over aanpassen in plaats van voorkomen.

Tenslotte verscheen, zojuist, op 17 juli 2020 de splinternieuwe versie van Mark Lynas, Zes graden (met nog steeds de nadruk op ‘hopen’, ook al is onze situatie drastisch verslechterd vergeleken bij 2007. Dit boek heeft een eigen website: www.zesgraden.nu. Ik ben voor het uitgeven van dit boek tijdelijk uit mijn pensioen gestapt; zo belangrijk vind ik het.

En dan nu nog wat over mijn eigen boek, het eerste boek in het Nederlands dat klimaatverandering behandelt.

.
Het woord klimaatverandering zei in 1983 nog niemand iets. Vandaar dat ik het woord ‘weer’ gebruikte. Toen lag zelfs nog een nieuwe ijstijd in het verschiet: het kon letterlijk ‘vriezen of dooien’ worden. Vandaar dat ik het boek de ondertitel meegaf: Broeikaseffect of nieuwe ijstijd?

De contouren van een klimaatprobleem lieten zich in 1983 toch al heel duidelijk zien. Vandaar dat ik reken met bijna 40 verloren jaren. Ik zag ook al dat het klimaatprobleem niet een probleem is zoals het gat in de ozonlaag (dat vrij eenvoudig technisch aangepakt kon worden). De fossiele brandstoffen vormden toen evengoed al het hart van ons economisch systeem. Daarin snijden was snijden in een mooie toekomst. Dat was ondenkbaar. Als tweede probleem zag ik de eigen dynamiek van het industriesysteem en het belang van de gevestigde orde om het klimaatprobleem te negeren; dat kon ten koste gaan van de winst. Dit punt komt uitgebreid terug in artikel 4.

Ik pleitte ervoor het voorzorgprincipe toe te passen en direct maatregelen te nemen. Beter voorkomen dan genezen. Want al was toen veel nog onzeker, het leek me gevaarlijk genoeg om er toch direct iets aan te doen.

Mijn boek viel dood; de boodschap kwam nooit aan. Waar had die vent het over? Ik gaf een interview aan de GPD-bladen.* Dat interview besloeg (meen ik me te herinneren) een hele pagina. De journalist deed wat gekscherend over het onderwerp. Een broeikaseffect, dat kon ik toch niet serieus menen! Het interview bracht geen enkele verkoop teweeg. (Ja, zo meet je als uitgever altijd automatisch de publieke belangstelling voor milieuzaken.) Ook de NRC recenseerde mijn boek, met als boodschap ‘laat het onderwerp klimaat liever aan de professionals van het KNMI over’.

Het bracht dan wel geen beweging op gang, zoals de anti-kernenergiebeweging van de jaren ’70 van de vorige eeuw. Maar het was een van de vele kleine beetjes die leidden tot de latere ommezwaai bij het Verdrag van Parijs.

Aktie Strohalm, waar ik bij zat, legde het verband tussen milieuproblemen en maatschappelijke structuren. Want net zoals het klimaatprobleem ligt ingebed in een baaierd van andere ecologische problemen, maakt het ook deel uit van een andere baaierd aan maatschappelijke machtsverhoudingen en groeimechanismes, die een bijna onontwarbare kluwen vormen. Dat verband tussen ecologie en economie blijft in het overheidsdenken vrijwel afwezig. Er wordt wel lippendienst bewezen aan een waardevolle natuur, maar economische groei wordt liever gezien als een middel om ook het milieu schoon te houden, dan dat de natuur de groei mag afremmen, of god verhoede het, een harde grens mag stellen. Of begint er iets te veranderen? Daar kijken we aan het eind van deze inleiding naar.

De boodschap van deze aflevering is: iedereen kon het weten, maar misschien wilde niemand het weten. Heeft dat iets met het groeiparadigma te maken?

.
Voor het eerst spreken de ecologen in internationaal verband de economen direct aan op de gevolgen van hun focus op groei. Het intergouvernementeel panel voor biodiversiteit (IPBES) bracht op 6 mei 2019 hun Global Assessment Report uit, met als boodschap dat het voortbestaan van een miljoen soorten op het spel staat. Hun conclusie is dat het paradigma van de economische groei hieraan ten grondslag ligt. Er is een grote transformatie nodig. We moeten af van de eenzijdige focus op groei (het thema van serie 4).

Het is, aldus de NRC, bijzonder dat een door 132 landen gedragen rapport zo’n fundamentele koerswijziging voorstelt.*

‘De directe maatregelen die overbevissing, ontbossing en klimaatverandering zouden moeten afremmen, werken niet,’ citeert de krant Ingrid Visseren-Hamakers van de Radboud Universiteit Nijmegen en mede-auteur van het rapport. ‘Dan kom je automatisch uit op de onderliggende structuren: de wet- en regelgeving, de manier waarop onze economische structuren in elkaar zitten. Als je de transformatie waar we voor staan serieus neemt, moet je ook de economische groei ter discussie stellen.’

De NRC stelt dan zelf de vraag: Goed, maar hoe dan? Ik citeer:

‘Een rondje over het Haagse Binnenhof geeft een inkijkje in de dominantie van het huidige paradigma. Het Centraal Planbureau meldt dat er naar alternatieve scenario’s nog nooit gekeken is. Financiën komt met eenzelfde antwoord. Economische Zaken en Klimaat verwijst naar een recente uitspraak van minister Wiebes: “Om het klimaatbeleid te realiseren met behoud van uitstekende publieke voorzieningen en koopkracht, is extra welvaart nodig, is groei nodig.” “Allemaal leuk en aardig dat debat over alternatieven voor groei,” zegt een aantal topambtenaren, “maar we hebben wel een land te besturen.” Triodos-econoom Hans Stegman zegt hierover: “Ambtelijk is het een no-go, het kan niet, zeggen ze daar. (…) Economische groei zit diep verankerd in onze instituties. De belastinginkomsten zijn erop gebaseerd. Mensen gaan pas schulden aan als ze geloven later meer te verdienen dan nu. De overheid, de vrije markt – alles functioneert bij de gratie van de groei.”’

De NRC kijkt dan nog of er alternatieven zijn en noemt de ontgroeibeweging (degrowth), maar verzuimd te vermelden dat het enige boek daarover in de Paradigmaserie verscheen: Ontgroei.* Ook wordt ontgroei tegenover groei voorgesteld als krimp. En dat is het nu juist niet. Het gaat om het van de grond af opbouwen van een andere economie met andere wetten, waar bloei heerst in plaats van groei. Dat kan al gauw zweverig lijken, maar er wordt serieus over nagedacht door het internationale academische degrowth-netwerk en het levert belangrijke inzichten op – zoals te lezen is in het artikel van Jason Hickel op 4eco. Ook de ontwikkeling van @nder geld is ‘degrowth’ (in tegenstelling tot bitcoins dat tot het groeiparadigma behoort). En dat is juist geen schrijftafelgebeuren, maar een puur praktische aanpak. Het is wel een combinatie van ‘ketters’ economisch nadenken en dit vormgeven in software.

‘…Een paradigma dat in tachtig jaar gegroeid is, breek je niet in een paar jaar weer af,’ oordeelt Hans Stegman van de Triodos-bank.*

‘Hoe ziet ons land eruit als we 90 procent besparen op de CO2-uitstoot?’ vroeg iemand uit de zaal.

‘Als een heel arm derdewereldland,’ antwoordde Mayer Hillman, de bejaarde milieuactivist die ook in de zaal zat.

Deze woordenwisseling, van vijftien jaar geleden, zette George Monbiot aan het denken over de gevolgen en de haalbaarheid van wat hij al steeds beweerde: dat er enorm bespaard moest worden op CO2-uitstoot, wilden we de wereld nog redden. Uit dit onderzoeksproces kwam het boek Hitte voort.

Monbiot gaat in Hitte na of de moderne economie van een industrieland van zijn koolstofhonger verlost kan worden zonder op te houden een moderne economie te zijn. Ik bespaar u hier de details uit het boek (het staat als pdf boven bij Andere boeken op 4eco). Laat het genoeg zijn te zeggen dat voor tal van sectoren – zoals ons woningbestand, onze huishoudens, ons verkeer – voldoende besparingen in principe realiseerbaar zijn. Het is dénkbaar, behalve in de luchtvaart. (Voor vliegen is er geen duurzame technologische oplossing.) Maar al is 90% besparen op fossiel in theorie technologisch uitvoerbaar, het zal wel een nooit vertoonde inspanning vergen. En vliegen moet dus grotendeels verboden worden.

U ziet direct het probleem van 2007: dat wilden we niet.

Figuur 2: Het verschil tussen voortvarend en treuzelend optreden: bij treuzelen is het gedeelte onder de streep tot de einddatum twee keer zo groot. Dat wil zeggen: de kooldioxide-uitstoot is bij voortvarend aanpakken slechts de helft van bij treuzelen.

Je kunt dat besparen op twee manieren aanpakken, met overgave of met tegenzin, in volle vaart of treuzelend. Het verschil hiertussen laat figuur 2 zien. De oppervlakken van de uitstoot onder de lijn van de twee grafieken tonen het verschil. Treuzel je dan is de uitstoot veel en veel groter. De grafiek laat zien dat je op het eind, waar de lijn steil omlaag loopt, nog extreme maatregelen móet gaan nemen om op het juiste moment (2050) uit te komen. Het ligt meer voor de hand dat het punt van 90 procent besparing van de grafiek van de voortvarendheid, bij treuzelen nooit op hetzelfde tijdstip gehaald zal worden.

De treuzelgrafiek is precies de situatie waarin we nu, 15 jaar later, zitten, maar dan nog helemaal aan het begin. We móeten nu wel voortvarend worden. Optreden gaat dan ook zeker offers kosten. Offers worden alleen gebracht als het eerlijk toegaat. De maatregelen moeten voor iedereen acceptabel zwaar zijn, anders is elk plan tot mislukken gedoemd. (En we moeten allemaal de noodzaak ervan inzien, een thema dat tegenwoordig direct met identiteit te maken heeft, en ook in artikel 4 aan de orde komt.)

‘Een dame in een Rolls Royce is schadelijker voor het moreel dan een luchtvloot van Goerings bommenwerpers,’ zei George Orwell al in 1940.

Het kan niet via de belasting omdat dan de welgestelden gewoon extra betalen voor teveel brandstof en beter af zijn. Het plan moet bovendien eenvoudig zijn. Dat betekent dat ook geboden en verboden niet goed werken, want dan proberen teveel mensen er onderuit te komen.*

Er is maar één methode: Geef iedereen een gelijke portie van een koek die we geleidelijk aan kleiner maken; het is een persoonlijke energiebudget. (Hier presenteert Monbiot het plan van David Fleming dat het onderwerp is van de vierde pocket Energieslank leven met klimaatdukaten.)*

Om het eenvoudig te houden wordt het persoonlijke budget slechts verrekend bij de gas- en elektriciteitsmeter en aan de benzinepomp. (Je kunt er ook trein- en vliegreizen bij betrekken, maar Fleming deed dat nog niet.) Er ontstaat feitelijk een nieuwe munteenheid, die we klimaatdukaten noemen. Je kunt klimaatdukaten bijkopen, of juist verkopen, maar altijd binnen het gefixeerde totaal. Bij aankoop moet iemand anders dukaten over hebben. Elk jaar wordt dit fossiele-energiebudget wat kleiner. Deze krimp wordt voor minstens vijf jaar vooruit vastgelegd door een onafhankelijke commissie, zodat iedereen weet waar hij of zij aan toe is.

Dat iedere burger betrokken is, zal een nieuwe kijk geven op de dingen: a-sociaal gedrag komt als een boemerang terug; samenwerken loont. Het maakt de creativiteit los die er in ons allen huist. Wat we nu in onze huidige economie bezuinigen, gaat teniet door nieuwe en grotere apparatuur, zodat we een race lopen die we nooit kunnen winnen. Met het vastgestelde plafond is dat reboundeffect voorbij.

In dit systeem zit economische rechtvaardigheid ingebouwd. De hele maatschappij draait automatisch bij naar energiezuinigheid en duurzame energiewinning. Alleen groene stroom is vrij. De economie moet weliswaar diepgaand herstructureren maar krijgt ook enorme impulsen. De besparing zal zelfbeteugeling met zich meebrengen, maar we zitten allemaal in het zelfde schuitje en kunnen ieder voor zich onze eigen keuzes maken. Andere methoden van besparing zullen die vrijheid niet bieden.

Dit is een mooi voorbeeld van eerst weten, dan doen. In de vier artikelen die volgen houd ik het bij wat we moeten weten (voordat we kunnen bepalen wat we kunnen doen en mogen hopen). In het vijfde artikel gaat het dan eindelijk over doen.

Maar in de praktijk van de huidige klimaatpolitiek gaat het over heel andere dingen, zoals een CO2-heffing. Daarom nog enkele afleveringen over de actualiteit.

Laat ik proberen om nu de politieke gang van zaken nog even kort te recapituleren, met een flink aantal aanvullingen en terzijdes in noten.

Naar aanleiding van het Verdrag van Parijs formuleerde het Nederlandse kabinet zijn doel: een besparing van 49 procent in het jaar 2030 en geheel fossielvrij in 2050. En volgens het poldermodel gingen de maatschappelijke partijen aan zogenaamde klimaattafels samen uitdokteren met welke maatregelen dat doel bereikt kan worden; dit om een klimaatakkoord met draagkracht te verkrijgen. (1)

Het kabinet had kunnen bedenken dat het fossielvrij maken van Nederland een gigantische operatie is, die met veel onzekerheid gepaard gaat. Het had, om de eensgezindheid te vergroten, in de tussentijd kunnen werken aan een groot verhaal hoe dit zijn beslag zou kunnen krijgen; kunnen proberen om zoveel mogelijk mensen van de noodzaak ervan te overtuigen. Maar niets daarvan. (Misschien waren ze zelf niet echt overtuigd.) (1a) We kregen, na veel vermorste tijd, juist te maken met een splijtzwam in de vorm van een CO2-heffing voor de industrie. (2)

Deze CO2-heffing zou een eigen Nederlandse belasting zijn bovenop het Europese emissiesysteem. Het kabinet vreesde voor de concurrentiepositie van ‘onze’ twaalf grote bedrijven, en wilde deze behalve belasten ook belonen als ze zich goed gedroegen, met een stelsel dat bonus-malus heet.

Het Nederlandse beleid kwam voor de industrie altijd al neer op het principe ‘de vervuiler betaalt niet’. Bovendien betalen de grote klimaatonvriendelijke bedrijven nergens in Europa zo weinig energiebelasting als in Nederland. (Terwijl u als huishouden de jackpot betaalt.) (3) (4) (5)

Interessant is te lezen hoe het toeging aan de klimaattafel voor industrie. Pas een paar weken voor de deadline – dus na bijna een jaar vergaderen – kwam daar de CO2-heffing aan bod. ‘Als we het over een CO2-heffing gaan hebben, zijn we er klaar mee,’ zei het bedrijfsleven volgens Faiza Oulahsen van Greenpeace. (6) En toen schoof half november in een mini-overleg ineens Bernard Wientjes aan, oud voorman van VNO-NCE en nu voorzitter van VNCI (de chemische industrie), en dan gaat het over de heffing. Na oeverloze discussies laat de milieubeweging zeventien dagen voor de deadline publiekelijk weten dat ze geen geloof meer hebben in een akkoord. VNO en Economische Zaken drukken hun wil door (al beweren ze zelf van niet). De milieubeweging voelde zich door het ministerie van EZK gegijzeld. Eén dag voor de deadline stappen de vertegenwoordigers van de milieubeweging uit het overleg, samen met vakbond FNV. (7)

De hele gang van zaken aan de industrietafel doet denken aan een memo voor de industrie hoe te handelen bij voorgenomen overheidsmaatregelen geschreven door Business Europe dat op 20 september 2018 onthuld werd door Greenpeace, waarbij het devies is: vertragen en je laten betalen met subsidies. (8) Het gebeuren aan de klimaattafel voor de industrie is een typisch resultaat van dit soort denken, waar het klimaatbeleid het slachtoffer van werd.

Maar daarmee was de discussie over een CO2-heffing niet voorbij. Het was eerder het begin ervan. Allerlei economen gingen daar hun zegje over doen. Zo noemde Oxford-econoom Rick van de Ploeg dit VVD-beleid communistisch. (9) Het was ook geen toeval dat de PvdA half januari 2019 met een eigen plan kwam. (10) Diezelfde maand volgen 70 Nederlandse economen met een oproep: Rens van Tilburg e.a. ‘Die CO2-heffing voor de industrie moet er komen’ (11) (12)

Maar hier blijft het niet bij.

Dan maakt het kabinet op 14 maart 2019 betreffende de CO2-heffing ineens een draai.* Er komt er toch een voor bedrijven en de burger wordt meer ontzien. De dag ervoor berichtten het PBL en het CPB dat uit de doorrekening van de plannen bleek dat de 49 procent CO2-reductie in 2030 waarschijnlijk niet gehaald wordt – een hard oordeel, vindt de NRC. Ook bleek dat vooral mensen met weinig geld of een middeninkomen de gevolgen van de klimaatideeën én de hogere energiebelasting zouden voelen.*

De ‘bonus-malus-regeling’ sneuvelt na de kritiek van het PBL. Bedrijven gaan (toch) een ‘faire’ CO2-heffing opgelegd krijgen. Verder gaat de energiebelasting ‘aanzienlijk’ omlaag, gaat de belasting voor benzine- en dieselauto’s niet omhoog en worden nieuwe elektrische auto’s minder gesubsidieerd dan de bedoeling was. Dit alles was in het geheim al voorbereid door de coalitie.

Opeens lag alles anders, of toch ook weer niet. Want een jaar later ligt er op 25 mei een wetsvoorstel en daarover meldt de NRC: ‘Een nationale CO2-heffing voor de industrie moet vanaf 2021 een feit zijn. Maar de eerste jaren levert die nog bijna niets op’. ‘Zachte landing voor CO2-heffing’ noemt de krant het. ‘De industrie krijgt meer ruimte om CO2 uit te stoten, voordat de nationale heffing wordt opgelegd.’ Het einddoel blijft gelijk: in 2030 moet de industrie 14,3 miljoen ton CO2 minder uitstoten. De reactie van de VEMW: ‘We hebben nog geen idee hoe hoog bijvoorbeeld de heffing in 2025 wordt om het doel van 2030 te halen.’ Deze saga is dus nog niet uitgespeeld.

Intussen valt op dat vanuit institutionele hoek het kabinet steeds meer onder druk komt te staan. Zo rekenen De Nederlandse Bank en het Planbureau voor de Leefomgeving ons voor dat de ‘bloemen en bijen miljarden waard zijn’, aldus de NRC van 18 juni 2020. ‘De afname van de biodiversiteit kan banken, pensioenfondsen en verzekeraars honderden miljarden kosten’ vat de krant het rapport samen. En klimaatverandering en verlies van biodiversiteit gaan natuurlijk hand in hand, denk ik daarbij.*

Tegelijk zou het ook wel eens kunnen dat vanuit Brussel verscherpte voorwaarden voor 2030 gaan komen. Dan wordt de kooldioxideprijs in het Europese handelssysteem (ETS) hoger. We gaan het allemaal zien, de komende tijd. Voor 2020 heeft Wiebes ons tekort op de EU-eisen alvast afgekocht door CO2-reductie van Denemarken te kopen (een land dat het veel beter doet dan wij).*

Dat brengt ons tenslotte nog even bij twee berichten uit de Urgenda-hoek. Uit het interview met Marjan Minnesma (dat ook in de tweede noot van de vorige aflevering ter sprake kwam) blijkt dat ‘ambtenaren aan de slag zijn gegaan met de 54 mogelijke klimaatmaatregelen die Stichting Urgenda in een boekje heeft opgesomd.’ Er wordt nu dus ook buiten het Klimaatakkoord om gedacht in Den Haag.

Tegelijk ziet men het toch vooral als een technisch proces. En dat is volgens Urgenda-oprichter Jan Rotmans een ernstig gemis: dat het kabinet zich blindstaart op de energie en weinig oog heeft voor de transitie. Een transitie is geen technocratisch en bureaucratisch geleid proces dat je zo maar even uitvoert. ‘Ik wed dat ze het niet gaan halen’, zegt hij. Ik geef zijn visie weer in Ecopedia.

Dit brengt ons op de nog fundamentelere zaak van het economische paradigma en de kritiek daarop.

Er wordt niet alleen in transitietermen erg lichtvaardig gedacht over die energietransitie. We zitten ook gevangen in een maatschappelijk systeem dat ons naar de afgrond leidt. Daarover staat feitelijk al een heleboel op 4eco. Ons eerste probleem is een sociaal-economische crisis die volgens een aantal auteurs, geheel los van het klimaatprobleem, toch al in de maak is. Het zijn typisch genoeg niet de economen die dit vaststellen, maar een historicus als Bas van Bavel, een socioloog als Immanuel Wallerstein, een sociaal-geograaf als David Harvey en een archeoloog als Joseph Tainter.

Als alles functioneert bij de gratie van de groei hebben we een probleem. Aangezien groei en energieverbruik gelijk opgaan, gaat economische groei gelijk op met verdere klimaatverandering en nog meer uitsterven. Dat zou alleen anders zijn als we het verbruik van fossiele brandstoffen kunnen vervangen door het gebruik van duurzame energie. Daar is momenteel nog geen sprake van. Wat er mondiaal aan duurzame energie-opwekking wordt geïnstalleerd, vangt alleen een deel op van de extra behoefte die de economische groei schept. Dat wil zeggen, de uitstoot van CO2 groet door.*

Bij veel economen staat het groeiparadigma nauwelijks ter discussie. Maar bij commentatoren sluipt de angst binnen. Is het instrumentarium van de centrale banken misschien uitgeput? En waarschuwde het IMF in 2018 niet dat het kompas van de wereldeconomie defect is, en in 2019 voor het gevaar van bedrijfsschulden? En neem Martin Wolf, de hoofdcommentator van de Financial Times. Hij waarschuwt (net als Harvey) dat het kapitalisme aan renteniers/monopolisten (zoals Facebook, Google en Amazon) ten onder kan gaan.*

Grote bedrijven, zoals Shell, tonen nog vooral schone schijn, maar heel weinig daadkracht.*

Dat was 2019. In 2020 kwam de coronacrisis en buitelen de initiatieven om de economie te vergroenen over elkaar heen. Ik zet er (hier en in de volgende aflevering) enkele op een rijtje:

Allereerst is er de Green New Deal van Frans Timmermans, waar Nederland als EU-lid natuurlijk ook mee te maken krijgt. Die werd voor de crisis gepresenteerd, maar moet nu een onderdeel worden van het totale EU-pakket.

Nu in het kader van dat pakket honderden miljarden de economie instromen, hebben de multinationals zich verenigd in de Dutch Sustainable Growth Coalition. Zij zien ze nu ineens helemaal zitten, die klimaatakkoordmaatregelen en die Green Deal. Hoe zou dat komen?*

Als je alle barrières van artikel 4 in ogenschouw neemt, kan alleen eensgezindheid ons nog redden. Maar eensgezindheid bereiken na een paradigmawisseling, die pas net begonnen is, kost veel tijd.

Ook in kritische hoek heeft men bij de uitbraak van de coronacrisis de krachten gebundeld. Zo nam Marcia Luyten samen met Ewald Engelen het initiatief tot een opiniestuk dat voorstelt dat in het kader van de coronasteun alleen duurzame bedrijven recht hebben op een gift van de belastingbetaler. Vele opinieleiders ondertekenden deze oproep.* Een andere oproep kwam uit de hoek van degrowth/ontgroei. Het dagblad Trouw vat hun boodschap als volgt samen: ‘Manifest van 170 wetenschappers: het is een blunder als we niet groener uit de coronacrisis komen.’*

Frappant was ook het interview DNB-directielid Olaf Sleijpen in de NRC van 21 juni 2020. Dat stuk heeft als kop: ‘Corona is een meteoriet, klimaatverandering een botsing tussen planeten’. De waarschuwing: er komt nog een veel grotere schok aan dan corona. Waarna er bij ‘doen’ toch weer de bekende terugtrekkende bewegingen worden gemaakt: ‘Het is niet aan ons.’ Het is aan de politiek.

Tegelijk lezen we ook dat China weer veel meer kolencentrales gaat bouwen. In de eerste 18 dagen van maart 2020 kregen méér centrales een bouwvergunning dan in heel 2019.* Terwijl in de VS Trump in reactie op de coronacrisis het klimaat- en milieubeleid versoepelt. En hij is niet de enige leider die dat doet.* Wereldwijd is het dus onverminderd business as usual.

Ik eindig deze inleiding met een citaat van de historicus Adam Tooze uit een interview met de NRC van 28 juni (tevens de datum waarop ik dit artikel afsluit). Na de constatering hoe bijzonder het is dat op een gegeven moment 81% van de beroepsbevolking van de wereld in lockdown was voor een ziekte die men vroeger gewoon had ondergaan als behorend bij het leven, vraagt de krant hem ‘Zijn er dan helemaal geen lessen uit de coronacrisis te trekken voor de klimaataanpak?’

Het antwoord is: ‘Dat wel. Iedereen die de klimaatcrisis serieus neemt, kan niet anders dan zeggen: dit is hem dan, de eerste grote crisis van het Antropoceen. Nog venijniger dan we dachten. De gigantische invloed van de mens op zijn omgeving, de weeffouten in de economie, de slechte voorbereiding van ons politieke systeem: alles zit erin. Ik zie het als het verschil tussen een uitputtingsoorlog en blitzkrieg. Zoals we nu leven, matten we de aarde gestaag af, totdat het te laat is. Nu merken we [door de coronacrisis] dat het risico zich ook veel heftiger en sneller kan aandienen. Je maakt een paar inschattingsfouten en voor je het weet zit je loeidiep in de ellende. Niet in een aantal decennia – nee, binnen een tijdsbestek van een paar maanden, weken, dagen.’

Laat ik ten slotte nog even signaleren wat er over het klimaat specifiek al op deze website staat. Twee artikelen zijn er al: ‘Dit is niet de toekomst die we besteld hebben’ in de rubriek Ethiek en ‘De race van ons leven’ in de rubriek Ontwrichting. En hierna volgt dan de serie van vijf artikelen plus een intermezzo. Op ecopedia staat ook het een en ander: over de negatieve rol van de pers bij het klimaat, over de positieve rol van de pers daarbij, over de tegenstelling tussen ecomodernisme en milieubeweging, over de ‘technofix’ van het ecomodernisme, over het Urgendavonnis, over een nieuwe kustlijn als klimaataanpak en over lokale maatregelen, zoals in het geval van Woerden.

Omdat de seinen op rood staan, spreek ik van een aangekondigde zelfmoord. Wat niet wil zeggen dat we bij de pakken neer moeten zitten.

Print Friendly, PDF & Email