Biopolitiek is een term die populair geworden is door de filosoof Michel Foucoult ter aanduiding van politieke systemen waarin biomacht wordt uitgeoefend. Het verwijst dus naar politieke praktijken die het biologische leven van mensen centraal stelt en probeert te beïnvloeden, te sturen of te beschermen. De term kent echter al een langere geschiedenis in de 20e eeuw en werd al door auteurs voor Foucault gebezigd.

De term vindt men terug in het werk van een hele reeks hedendaagse Italiaanse denkers zoals Michael Hardt en Antonio Negri. Bij hen wordt de term vooral gebruikt ter aanduiding van de productiewijze van de postindustriële maatschappij: de productie van het sociale leven, waarin cultuur en politiek samengaan. Deze biedt de kans op verzet tegen het kapitalistisch systeem (in de terminologie van Hardt en Negri, het Empire) en de biomacht die het uitoefent met het eigen lijf en leven als wapen. Een belangrijke vorm van biopolitiek is het vluchten voor armoede, waarbij men de grenzen van natiestaten ondermijnt door ‘simpelweg’ elders te gaan leven. Ook zelfmoordterrorisme is een vorm van biopolitiek (‘de meest tragische en afschuwelijke’): hier wordt het eigen leven vrijwel letterlijk als wapen ingezet, waarbij het verloren gaat.

Politieke subjectiviteit à la Hardt en Negri komt kort en wat schamper aan de orde in aflevering 17-18 van het artikel ‘Eindeloze exponentiële groei’ in de rubriek Ontwrichting. In de Nederlandse Boekengids (febr-mrt 2019) staat van de hand van Bram Ieven op pagina 12/13 een uitgebreide recensie van het werk van Michael Hardt en Antonio Negri (inclusief hun laatste boek Assembly (Oxford University Press, 2017), in combinatie met het boek Inventing the Future: Postcapitalism and a World Without Work geschreven door Nick Srnicek en Alex Williams (Verso, 2016). Harvey refereert natuurlijk niet aan deze boeken van Hardt en Negri, want die verschenen nadat hij zijn eigen boek schreef, maar aan hun boek Commonwealth.